Het ontstaan van universiteiten

 

Hoger onderwijs in de middeleeuwen

In Europa werden de eerste voorzichtige stappen richting universitair onderwijs in de loop van de 11de en 12 de eeuw gezet. Dat wilde zeggen dat er voor het eerst sinds de oudheid wetenschappelijke centra werden opgericht die naast de kloosters bestonden. Wereldse scholen dus in plaats van zuiver religieuze, al was het verschil aanvankelijk beperkt. De meeste docenten en studenten waren nog steeds kloosterling. Ook de samenwerking en belangenbehartiging was nieuw. Lange tijd werd kennis alleen verspreid door individuele meesters die zelf groepen studenten om zich heen verzamelden. In de loop van de 11de en 12de eeuw kregen zowel meesters als studenten echter behoefte aan een gemeenschappelijke organisatie die kon functioneren als een gilde. In Bologna, Parijs, Oxford en Cambridge begonnen men zich als eerste te organiseren. Uit de aldus ontstane gilden, de zogeheten universitas, groeide datgene dat wij universiteiten noemen.

 

Jan van Scorel of Maarten van Heemskerck - Portret van een jonge geleerde, 1531. Het schilderij is van iets na de middeleeuwen, maar laat goed zien hoe jong studenten aan vroege universiteiten vaak nog waren. Bron: Wikimedia Commons / Museum Boijmans van Beuningen  

Hoger onderwijs tussen 700 en 1050 na Chr. 

Feitelijk was goede scholing in de middeleeuwen schaars, zeker wanneer het ging om onderwijs van een hoger niveau dan de basisschool. De meeste opleidingen vonden plaats in de praktijk en werden voltooid binnen het gildesysteem van meester en leerling. Dat gold zelfs voor veel geestelijken, want ook priesters leerden het vak doorgaans in de praktijk, bijvoorbeeld als altaarhulp van een gewijde priester. Dat kon ook best, want de eisen waaraan nieuwe priesters moesten voldoen om te worden ingewijd waren laag.

De beste manier om hoger onderricht te ontvangen was het bezoeken van een klooster- of kathedraalschool. Kloosters en kathedralen waren verplicht om minstens één school te beheren.

Veel van deze scholen waren niettemin in de 8ste eeuw gesticht door Karel de Grote (747/ 748 - 814). Deze had aan zijn hof in Aken ook een paleisschool, wat feitelijk een luxe kathedraalschool was waar de beste geleerden les gaven. Deze was opgericht door de beroemde, geleerde abt Alcuinus van York (±735 - 804), die de grote motor werd achter de Karolingische renaissance en ook meerdere schoolboeken schreef. Het onderwijs aan de kathedraalscholen zou nog lang onder invloed van Alcuinus vorm krijgen.   

 

 

Jean-Victor Schnetz - Karel de Grote en Alcuinus, 1830 (cropped). Bron: Wikimedia Commons

 

Aan het hoofd van kathedraal- en kloosterscholen  stond een kanunnik die de taak had om toezicht te houden op de leerlingen. Deze kanunnik droeg de titel scholaster. De leerlingen aan dergelijke scholen waren doorgaans volwassen.

Het geeft wel aan hoezeer dit onderwijs verbonden was met het katholieke geloof. De onderwijzers waren doorgaans tot priester gewijde geestelijken. Studenten waren, zij het niet noodzakelijkerwijs, eveneens monnik of eventueel non. Sterker nog, het is bekend dat sommige nonnen zelfs les gaven aan deze scholen.

In tegenstelling tot hedendaagse onderwijsinstituten hadden middeleeuwse scholen niet te maken met door de overheid bepaalde kwaliteitsnormen, een vaststaand lesprogramma of exameneisen. Het was meer zo dat ze een voorziening tot lesgeven boden, waar individuele meesters of magisters gebruik van konden maken. De scholen regelden ruimtes, betalingen en studenten, de meesters leverden het onderricht. De geleverde kwaliteit binnen een lesprogramma was daarmee sterk afhankelijk van de docent. 

Kathedraalscholen hadden een wat betere naam dan kloosterscholen. Ze trokken betere docenten aan en boden studenten betere toekomstperspectieven. In noordelijk Europa genoten gedurende deze eeuwen de Vlaamse kloosterscholen van Lobbes en St.-Truiden enige faam, net als die van Bec in Normandië. Het waren echter de kathedraalscholen van Parijs, Reims, Luik en later ook Chartres die zich het meest manifesteerden.

 

 

Meester van de Codex Manesse (aanvullende schilder I) - De schoolmeester van Esslingen, Miniatuur uit de Codex Manesse, tussen 1305 en 1340. Dit is een van de zeer weinige middeleeuwse miniaturen waarop de meester lesgeeft aan kinderen in plaats van volwassenen. Bron: Wikimedia Commons / UB Heidelberg

    

Hoger onderwijs vanaf ongeveer 1050 

Sinds de tweede helft van de 11de eeuw was er sprake van een duidelijke groei op het gebied van onderwijs. Er kwam overal meer van: meer scholen, meer meesters, meer leerstof, meer studenten.

Meesters kregen ook meer ruimte voor het ontplooien van eigen initiatieven, zolang ze zich maar aan de regels van de dienstdoende scholaster hielden. Dat betekende dat meesters ook hun eigen 'school' konden beginnen, zolang ze maar bereid waren zich aan de controle van de scholaster te onderwerpen. Ze moesten dan wel zelf een ruimte huren, zelf studenten werven en zelf lesgelden innen en hun studenten moesten zelf voor een onderkomen zorgen. Voor populaire meesters, zoals bijvoorbeeld de vermaarde filosoof en theoloog Pierre Abélard (Petrus Abaelardus, 1079-1142) was dit echter goed te doen. Zij kregen hun lessen gemakkelijk vol met studenten die van overal kwamen toegestroomd.

Er werden geen examens afgenomen en graden of titels afgegeven. Of iemand 'volleerd' was, mocht de persoon in kwestie naar eigen goeddunken bepalen. De magister was bovenal iemand die zichzelf in staat achtte om anderen onderwijs te geven. Dat klinkt gemakkelijker dan het was. In de praktijk was een slechte docent immers ook een arme docent met weinig leerlingen. Men kon dus beter oppassen met zichzelf te snel tot meester te verheffen.

 

 

A. Guilleminot (artiest) en A. Pleszezynski, (graveur) - Abelard, 1892. De grote geleerde is hier expliciet afgebeeld als docent. Illustratie uit Ebenezer Cobham Brewer - Character sketches of romance, fiction and the drama, 1892. Bron: Wikimedia Commons (kleur aangepast)

    

Mogelijke Arabische invloeden

Europa was niet het enige werelddeel waar het middeleeuwse onderwijs zich ontwikkelde. In het Midden Oosten, al eeuwenlang een gebied met veel wetenschappers, werden eveneens stappen gezet om onderwijs en wetenschapsbeoefening te verbeteren. Vanaf de 8ste eeuw werden er instituten voor opleiding en wetenschap opgericht, zij het ook hier niet meteen op grote schaal. Het oudst bekende Arabische onderwijsinstituut is de Madrassa van Harran, die in 717 al werd gesticht door kalief Umar II. Hier kwamen geleerden van heinde en ver samen onder een dak én onder zijn persoonlijke invloed. Daarmee bleef de kalief de paleisschool van zijn eeuwgenoot Karel de Grote toch een paar decennia voor. 

In 825 of 830, opende het vermaarde 'Huis der Wijsheid' (Bayt al-Hikma) zijn deuren in Bagdad dankzij geleerde al-Kindi. De basis hiervan was een zeer grote bibliotheek die geleerden uit tal van vakgebieden samenbracht. In 857-59 werd in het Marokkaanse Fez een moskee met school opgericht met de naam al-Qarawiyyin, welke ook grote vermaardheid zou vergaren. Initiatiefnemer was een vrouw, namelijk de rijke weldoenster Fatima al-Fihriya.

Tegenwoordig worden zowel Harran als al-Qarawiyyin ook wel bestempeld met het woord 'universiteit' omdat het instituten waren en zijn voor de opleiding van wetenschappers. Binnen het kader van de middeleeuwse geschiedenis is dat idee echter niet helemaal juist, aangezien er significante verschillen zijn tussen deze Arabische instituten en de Europese. Het moge echter duidelijk zijn dat het Midden-Oosten vroeger een aantal georganiseerde, wetenschappelijke onderwijsinstellingen bezat dan Europa.

 

 

Afbeelding uit het manuscript Maqamat al-Hairiri, geschreven door Yahya ibn Mahmud al-Wasiti in 1237. Oosterse geleerden debatteren in een bibliotheek. Bron: Wikimedia Commons

 

De madrassa

Madrassa (of medresse) is het Arabische woord voor school, maar slaat in de praktijk vooral op Arabische scholen die geen integraal onderdeel uitmaakten van een moskee (al hadden ze er doorgaans wel een op hun grondgebied). Ze konden zowel basis- als hoger onderwijs geven en zowel een religieus als werelds karakter hebben. Tegenwoordig wordt het woord vooral gebruikt om Koranscholen buiten Arabische landen mee aan te duiden, maar dat was dus niet de oorspronkelijke insteek.

Madrassa's bestonden al minstens sinds de 8ste eeuw, zoals uit die van Harran blijkt. Het eerste grote netwerk van scholen is echter te danken aan de Sjeltsjoekse grootvizier en geleerde Nizam al-Moelk (1018-1092). Hij legde dat aan In de 11de eeuw en legde daarmee basis voor een meer uniform Islamitisch onderwijssysteem. Aanvankelijk was de madrassa vooral bedoeld voor hoger onderwijs, maar later kwamen er steeds meer scholen waar (ook) jonge kinderen terecht konden. De wetenschappelijke madrassa werd en wordt ter onderscheid ook wel  nizamiyyah genoemd, naar zijn stichter. Op de middeleeuwse madrassa werden allerlei vakken gedoceerd, maar islamitisch recht en jurisprudentie waren op afstand het belangrijkst. 

 

 

Sita Ram - De binnenplaats van de  Ghazi al-Din Khan's Madrassa in Delhi, vanuit het westen naar de moskee gekeken, rond 1815. Bron: Wikimedia Commons / British Library

 

Omdat in de 11de en 12de eeuw de eerste kruistochten plaatsvonden, zullen Europese ridders met madrassa's en andere Arabische onderwijsinstituten in aanraking zijn gekomen. Daarmee is het mogelijk dat de ontwikkeling van universiteiten en ander hoger onderwijs in Europa door hen is beïnvloed. In hoeverre dat inderdaad het geval is, moet echter nog worden onderzocht. 

Onderwijs in de 12de eeuw

Maar oosterse invloeden of niet, in de loop van de 12de eeuw zorgde de groei van steden voor een verdere toename van behoefte aan meer werelds onderwijs op alle niveaus. Binnen dat kader maakten steeds meer seculier ingestelde stadsscholen zich los van de religieuze kathedraalscholen om als zelfstandige onderwijsinstelling verder te gaan. Dat alles uiteraard onder leiding van wereldse meesters en met aangepaste onderwijsprogramma's. Uiteindelijk zouden zij de kathedraalschool als belangrijkste schooltype verdringen. Tegen deze achtergrond begon ook het hoger onderwijs andere vormen aan te nemen.

 

Ambrosius Holbein - Schoolmeester, 1516. Leerlingen op een stadsschool. Dat de vrouw van de schoolmeester meehielp met lesgeven en er ook meisjes op school zaten, was rond deze tijd niet ongebruikelijk maar ook niet overal gangbaar. Het jongetje dat bij de meester staat lijkt straf te hebben. Bron: Wikimedia Commons / Kunstmuseum Basel 

   

Universitas: gilden voor meesters en studenten

Hoewel in Europa het idee van 'meesters en leerlingen' veel weg had van hoe het er binnen de ambachtelijke gilden aan toe ging, was er in het onderwijs lange tijd geen enkele vorm van organisatie. In de middeleeuwse maatschappij betekende dit dat er ook geen sociale voorzieningen waren voor meesters en studenten en geen bescherming tegen maatschappelijke willekeur of overheidsbeleid. Door de snelle groei van het (hoger) onderwijs in de 12de eeuw begon die situatie te wringen.

Aldus werden er tegen het einde van de eeuw in sommige steden onderwijsgilden opgericht onder de naam universitas. Dat was destijds een vrij algemene term die werd gebruikt voor groepen van mensen die samenwerkten om een bepaald doel te bereiken of gemeenschappelijke belangen te behartigen. Als zodanig werd hij ook gebruikt voor de leden van gilden.

Ondanks het feit dat gilden wereldlijke organisaties waren, bleven de leden van de universitas aanvankelijk toch behoren tot de orde der geestelijken. Dat hadden de meesters en de meesten van hun studenten immers altijd gedaan, dus dat veranderde niet zomaar. Omdat gilden en scholen een stedelijke aangelegenheid waren, traden veel van hen toe tot de stedelijke kloosterorden van franciscanen of dominicanen.

 

 

Jacobus Le Palmer - William van Nothingham geeft les in Oxford of Cambridge, rond 1350 (miniatuur). Alle aanwezigen zijn nog steeds geestelijken. Dat geldt ook voor de dames in het publiek, de twee nonnen op de voorste rij. Bron: Wikimedia Commons / MS Laud Misc.

 

Het doel van de universitas voor meesters en studenten was het beschermen van hun leden en de belangen van het onderwijs in het algemeen te behartigen. Daar kwam echter bij dat ze, in navolging van ambachtelijke gilden, ook al snel overgingen tot het bepalen van exameneisen en het uitdelen van graden.

Er was wel een opmerkelijk verschil tussen de onderwijsgilden in Zuid-Europa enerzijds en die in Noord-Europa anderzijds. In het zuiden, met name in Italië, waren de universitas primair gericht op studenten, terwijl ze in het noorden vooral de belangen van de meesters behartigden.

De eerste universiteiten

Het ontstaan van de eerste universiteiten was daarmee een ontwikkelingsproces dat op verschillende plaatsen in Europa min of meer tegelijkertijd plaatsvond. Zo groot was de behoefte aan een gildeachtige organisatie in het onderwijs inmiddels geworden. Daarmee is het dus niet zo dat een universitas ergens is ontstaan en vervolgens elders exact is nagevolgd. De oudste universiteiten zijn allemaal op een eigen manier tot stand zijn gekomen, al hebben Bologna en Parijs wel enigszins als voorbeeld gefungeerd voor degenen na hun. 

 

 

Italiaanse miniatuur van een college aan een middeleeuwse universiteit, 14de eeuw. Bron: Wikimedia / Gemeentebibliotheek Cambrai

    

Er is een verschil tussen het moment dat de betreffende universiteit als school begon met lesgegeven en het moment dat de paus, keizer en/of koning de instelling officieel erkende als universiteit middels een handvest.

De drie oudste universiteiten zijn die van de steden:

  • Bologna, Italië. De eerste lessen buiten geestelijke instellingen om werden hier al in 1088 gegeven, mogelijk zelfs eerder. In 1158 werd er een handvest opgesteld.
  • Parijs, Frankrijk, bekend als de Sorbonne. Lessen waren er al zeker sinds 1045, maar het koninklijk handvest werd opgesteld in 1200. In 1970 is deze universiteit als zodanig opgeheven. Na de studentenprotesten uit 1968 is hij opgedeeld in dertien kleinere universiteiten. 
  • Oxford, Engeland. De eerste zelfstandige lessen vonden plaats in 1096. Het handvest dateert van 1248, maar de organisatie kreeg in feite vorm tussen ongeveer 1200 en 1214 en werd in 1231 al erkend als universitas.

De ontstaansgeschiedenis van deze nog steeds beroemde universiteiten wordt verderop in het artikel afzonderlijk beschreven.

In de jaren na Bologna ontstonden er in Italië meer universiteiten. Die bestaan niet allemaal meer, maar de oudste van hen en vierde oudste universiteit ter wereld nog wel. Dat is de verder weinig bekende Universiteit van Modena en Reggio Emilia die in 1175 werd gesticht. Opvallend is dat deze instelling vanaf het begin over twee nabij gelegen steden, Modena en Reggio Emilia, is verspreid.

 

 

Laurentius de Voltolina - Henricus de Alemannia en zijn studenten, miniatuur, tweede helft 14de eeuw. De scene speelt zich af aan de universiteit van Bologna, waar Henricus een populaire docent was. In deze voor zijn tijd erg levensechte en humoristische afbeelding valt op dat er vrij veel vrouwelijke studenten zijn, dat sommige studenten al aardig op leeftijd zijn en dat niet iedereen even goed oplet. Bron: Wikimedia Commons / Kupferstichkabinett Berlin

 

In Spanje deed de stad Palencia als eerste een poging een universiteit op te richten, maar die mislukte. Beter verging het de Universiteit van Salamanca, de oudste nog bestaande van Spanje . De school bestond mogelijk al sinds 1134, maar kreeg 'pas' in 1218 een handvest. Daarmee is dit dus hoe dan ook een erg oude universiteit.

Twee beroemde, stokoude universiteiten hebben een wat afwijkende ontstaansgeschiedenis, omdat ze zijn ontstaan door ontevreden studenten en professoren die elders zijn weggelopen. Aangezien er nog geen vaste gebouwen nodig waren voor het oprichten van een school, konden meesters en studenten gemakkelijk naar elders verhuizen. Aldus ontstonden de universiteiten in:

  • Cambridge, Engeland. In 1209 verliet een aantal docenten Oxford als gevolg van de executie van drie van hun collega's door de gemeente. Uiteindelijk vestigden zich in het nabijgelegen en onderwijsrijke Cambridge genoeg docenten voor een nieuwe universiteit. In 1231 volgde een koninklijk handvest, wat dus curieus genoeg ouder is dan het handvest van Oxford. 
  • Padua, Italië Deze universiteit werd officieel opgericht in 1222 door geleerden en studenten die waren vertrokken uit Bologna, maar bestond vermoedelijk al wat langer.

In 1224 besloot de Heilige Romeinse keizer Frederico II, tot de oprichting van de Universiteit van Napels om daar onderwijs te creëren voor zijn meer wereldse staf van administrateurs. Daarmee werd dit de eerste openbare, niet met de geestelijkheid verbonden universiteit alsmede ook de eerste expliciet opgerichte universiteit. Niet geheel ten onrechte werd hij, Ferderico II, naar zijn vooruitstrevende oprichter vernoemd. Een naam die deze universiteit nog steeds heeft.

 

 

Doctoraal diploma gegeven aan Graaf Girolamo Martinengo van Brescia in 1582 in Padua.

    

De universiteit van Bologna

Bologna had op het gebied van onderwijs aan de vooravond van het ontstaan van de universiteit al een uitstekende reputatie in vier wetenschappelijk disciplines. Dat waren:

  • Retoriek. Door de hele middeleeuwen heen zijn er in Italië meesters geweest die retoriek, de kunst van de redevoering, doceerden. In de grote steden waren er daar zelfs velen van. Desondanks groeide Bologna op dit gebied uit tot het belangrijkste centrum voor meesters en leerlingen.
  • Civiel recht. Gedurende de 11de eeuw kreeg Italië een goede naam op het gebied van rechten. Italiaanse advocaten waren in toenemende mate ontevreden met hun simpele handboeken over Romeins recht en gingen op zoek naar betere alternatieven. Dat sloeg aan bij menige student, die de studie naar civiel recht op zich nam. Bologna wist hierbij het voortouw te nemen, dankzij de bekende meester Irnerius.
  • Canoniek recht. In de 12de eeuw kwam er ook meer behoefte aan canoniek ofwel kerkelijk recht. In Bologna werd dit opgepakt door meester Gratianus, die de vader werd van de studie naar kerkelijk recht.
  • Geneeskunde. In Italië werd geneeskunde steeds meer gedoceerd op speciale medische scholen, die zich over het hele land hadden verspreid. In Bologna was er ook zo'n school en deze gaf hoogwaardig onderwijs.

 

Luigi Serra - Irnerius bestudeert de oudste wetten, 1886 Bron: Wikimedia Commons

Gratianus naar een afbeelding uit een middeleeuws manuscript. Bron: Wikimedia Commons

 

De ruime keus aan studiemogelijkheden die Bologna te bieden had en de goede naam van de meesters trok talloze studenten vanuit heel Europa. Veel van deze studenten waren behalve niet-Italiaans nogal arm en als individu stonden ze machteloos tegen eventuele uitbuiting door huisbazen, winkeliers of meesters. Daarom vormden ze belangengroepen met mensen uit hetzelfde land, ook wel universitates scholarium genoemd.  Vanwege het geografische karakter van de samenwerking sprak men doorgaans echter van naties. Aan het hoofd van iedere natie stond een gekozen rector.

Tegen het einde van de 12de eeuw waren daar twee overkoepelende gildes uit gegroeid. Dat waren

  • Het Ultramontane gilde dat bedoeld was voor studenten van buiten Italië en
  • Het Cismontane gilde voor Italiaanse studenten.

Na de vorming van de studentengildes vormden de meesters hun eigen gildes. Die van de studenten bleven echter in alle kwesties dominant, behalve niet waar het aankwam op het uitdelen van graden. Vermoedelijk kwam dit omdat de meesters voor hun inkomen afhankelijk bleven van de studenten. Pas later kwamen er vaste salarissen voor docenten.

 

 

Studenten worden opgenomen in de Duitse natie aan de universiteit van Bologna, 15de eeuw. Herkomst en auteur onbekend. Bron: Wikimedia Commons.

     

De universiteit van Parijs

In Parijs was in de 11de en 12de eeuw een kanunnik van het bisschoppelijke kapittel belast met het toezicht op het onderwijs in de hele stad. Zijn titel luidde kanselier. Deze functie was ingesteld omdat meesters en studenten telden als geestelijken en daarom onder de kerkelijke jurisdictie vielen. De kanselier zetelde aan de kathedraalschool van de Notre Dame. Hij had veel macht en bepaalde onder andere wie er les mocht geven en waar, alsmede wie er een graad kreeg toegewezen en wie niet.

Daar waren steeds meer meesters ontevreden mee. Zo ontevreden dat ze de Seine overtrokken om les te gaan geven aan het klooster van St. Geneviève, dat op de andere oever lag. Daar kregen ze bescherming van de abt. In de loop van de 12de eeuw vertrokken zoveel meesters naar de overkant dat de kathedraalschool praktisch verlaten achterbleef.

Rondom het klooster vormde zich echter een bloeiend conglomeraat van scholen, de zogenaamde Parijse scholenTegen het einde van de eeuw richtten de meesters hier hun eerste gilden op om een sterkere positie te verwerven tegenover de kanselier. Deze bleef ondanks alles namelijk de bescherming houden van de bisschop van Parijs. De Paus en de Franse koning kozen echter de kant van de gilden, waardoor die snel aan macht wonnen.

 

 

Barthélemy l'Anglais - College medicijnen aan de Sorbonne. Miniatuur 14de eeuw. De flesjes en potjes op de plank geven weg dat het hier om een les geneeskunde gaat. Uit: Livre des propriétés des choses. Bron: Wikimedia Commons.

 

In 1219 waren er vier naties rondom de faculteit van de vrije kunsten, wat op dat moment de grootste groep was binnen de universiteit. Het betrof Frankrijk, Normandië, Picardië en Engeland (waar alle niet-fransen deel van uitmaakten). Iedere natie koos een eigen proctor als hoofd. Vanaf de helft van de 13de eeuw kozen de naties bovendien een rector als hoofd van de faculteit en vertegenwoordiger van hen allen. Hij kreeg een bescheiden administratief apparaat tot zijn beschikking. Feitelijk was de rector dus alleen hoofd van de faculteit der vrije kunsten, maar aangezien dat het grootste deel van de universiteit betrof, had hij de meeste macht.

De opleiding in Parijs verliep helemaal volgens het gildemodel dat bestond uit meesters en leerjongens. De student was binnen dit kader de leergezel en de professor de meester. Gedurende zes studiejaren doorliep de student verschillende fasen: die van het baccalaureaat met als titel baccalaureus, van het licentiaat met als titel licentiatus en ten slotte het meesterschap met als titel magister. Als de student op het punt stond meester te worden was hij eerst kandidaat. Hij kon professor worden door zijn eigen meesterproeve te volbrengen.

In 1257 stichtte de populaire theoloog Robert de Sorbon (1201-1274) een college waar hij theologie wilde doceren aan een kleine groep arme studenten die de lessen van andere meesters niet konden betalen. Zijn school groeide echter uit tot een belangrijk onderwijsinstituut en uiteindelijk het hart van de universiteit. Vandaar dat deze ook bekend werd als de Sorbonne.

 

 

De Sorbonne in 1530, De afbeelding uit 1850 is waarschijnlijk gebaseerd op een oudere. Herkomst en maker onbekend.  Bron: Wikimedia Commons

     

De universiteit van Oxford

In of na 1113 trok de Franse kanunnik en meester Theobald van Étampes (met Theobaldus Stampensis als Latijnse naam) naar Engeland om daar les te gaan geven. Dit omdat hij in conflict was geraakt met lokale geestelijken die het celibaat wilden invoeren voor priesters. Daar had Theobald zelf niks mee en de Anglicaanse kerk ook niet, dus waarschijnlijk was hij beter af in Engeland. Hij kwam terecht in de plaats Oxford, waar hij les ging geven. Helaas ontmoette hij ook daar al snel tegenstand van de lokale monniken van de abdij van Abingdon, maar hij hield stand. 

In navolging van Theobald trokken steeds meer rondreizende meesters van het vasteland naar Oxford, tijdelijk of permanent. Zo groeide de plaats langzaam uit tot een onderwijscentrum van naam. Andersom gaven veel Britse meesters les in Parijs. In 1167 raakten koning Hendrik II van Engeland en koning Lodewijk VII van Frankrijk echter in oorlog en trokken de Engelse meesters en studenten terug naar hun vaderland. De meesten hebben zij zich toen in Oxford gevestigd. In 1190 wordt de oudst bekende buitenlandse student in Oxford verwelkomt. Dat was de Groningse abt en geleerde Emo van Friesland. 

Vanaf minstens 1201 was er sprake van een kanselier (chancellorals het hoofd van de universitas. Er lijkt echter geen sprake te zijn geweest van gilden in de vorm van naties. De kanselier en zijn proctors vormden meer een algemeen bestuur, lijkend op hedendaagse universiteitsraden. Veel besluiten werden democratisch genomen in vergaderingen waarbij alle meesters aanwezig waren. Oxford was dus feitelijk een erg moderne universiteit.  

 

 

C. Bowley - Ansichtkaart uit 1907 met daarop afgebeeld Theobaldus Stampensis die een geschil heeft met de lokale monniken. Als jaartal wordt 1110 gegeven, maar dat moet dus na 1113 zijn. Bron: Wikimedia Commons

    

Colleges: huisvesting voor studenten en meesters

In de loop van de tijd werden zowel binnen Parijs als in de Engelse universiteiten colleges gevestigd. Dat waren huizen die kost en inwoning boden aan jonge, bij voorkeur veelbelovende studenten en één of meer inwonende meesters. Ze waren gratis of erg goedkoop en werden doorgaans opgericht door weldoeners. Studenten begonnen vaak als straatarme 12 of 13-jarigen aan hun studie. Om een plek te verdienen in een bekend college was dan hun grote drijfveer en droom. Het belangrijkste alternatief was toetreden tot een van de bedelordes en als monnik in het klooster gaan wonen. Dat vonden veel studenten minder aantrekkelijk. 

Door de tijd heen trokken de colleges dan ook steeds meer macht en rijkdom naar zich toe, wat ten koste ging van de reguliere lesprogramma's. Ze namen de vorming van hun eigen studenten in dusdanige mate over dat deze tenslotte nog nauwelijks lessen volgden aan de universiteit.

In Engeland werd ook de letterlijke de omvang van deze colleges alsmaar groter. Hele gemeenschappen werden het met grote gebouwen inclusief kapel en andere voorzieningen. Britse universiteiten bestaan nu nog steeds uit een verzameling van colleges.

 

David Loggan - Links/boven het Jesus College en rechts/onder het eerste kwadrant (!) van Oriel College, beiden in Oxford. Uit: Loggan's Oxonia Illustrata, 1675. Bron: Wikimedia Commons

    

Verspreiding

Het systeem van de universitas werkte en goed voorbeeld deed volgen, maar lange tijd wel alleen in Frankrijk, Engeland en landen rond de Middellandse zee. Daar verwierven universiteiten financiële steun van zowel wereldlijke als kerkelijke leiders en hadden ze een sterke maatschappelijke positie. Ook op politiek terrein hadden ze de nodige invloed. In de loop van de 14de en 15de eeuw werden er steeds meer complete organisaties door weldoeners opgericht, zoals de colleges in Engeland en Frankrijk.

Dat leidde vanaf de 14 de eeuw ook elders in Europa tot de vestiging van nieuwe universiteiten. Het bal werd geopend door Praag in 1348. Krakau (1364), Wenen (1365), Erfurt (1379) en Heidelberg (1385) volgden snel. In 1388 opende de universiteit van Keulen zijn deuren en werd de place to be voor studenten uit de Lage Landen, zolang die nog geen eigen universiteiten hadden.

De oudste universiteiten van België en Nederland 

Leuven

De oudste en lange tijd ook enige universiteit van de Lage Landen was de Universiteit van Leuven die in 1425 werd opgericht. Stichters waren de 22-jarige hertog Jan IV van Brabant (1403-1427) en een groep van zijn vertrouwelingen, waaronder zijn neef en latere opvolger Filips de Goede. Jonge edelen, weinig tot niets ouder dan de meeste studenten. Het initiatief werd volop ondersteund door de stadsraad van Leuven, die feitelijk de meeste kosten betaalde. Het was na de in 1422 opgerichte universiteit van Dole de tweede in Bourgondië. Daar waar Dole zich echter ontwikkelde tot echte studentenuniversiteit, werd Leuven er meer een voor magisters.

 

 

Dieric Bouts - Portret van een man, 1462. Waarschijnlijk betreft het Jan van Winckele, notaris aan de universiteit van Leuven vanaf 1462. De kleding van Van Winckele is typisch voor universitaire klederdracht in de 15de eeuw. Bron: Wikimedia Commons / National Gallery

 

Leuven wist lange tijd met succes een monopolie af te dwingen binnen de Nederlanden op het gebied van universitair onderwijs. 

Leiden

Begrijpelijkerwijs streefde Leuven het Duitse Keulen voorbij als dé universiteit voor studenten uit de Noordelijke Nederlanden. Tijdens de Opstand die in de jaren '60 en '70 van de 16de eeuw plaatsvond en die het begin van de tachtigjarige oorlog markeerde, was het voor hen echter niet meer mogelijk naar Leuven te trekken. De kersverse Republiek kon echter niet zonder hoger opgeleiden. Geestelijken moesten leren het protestantse geloof in de Nederlandse taal te verspreiden en er waren ambtenaren en bestuurders nodig voor het nieuwe staatsapparaat.

Daarom was het Willem van Oranje zelf die in 1575 de Universiteit Leiden oprichtte. Mogelijk kreeg Leiden de eer als cadeau nadat het was ontzet van de belegering door Spaanse troepen. 

Desondanks kan men zich afvragen of de oprichting van een universiteit in de Republiek tegen deze tijd niet onvermijdelijk was geworden. Dit omdat de universiteit als onderwijsinstelling inmiddels een wereldwijde verspreiding kende en geen land meer kon achterblijven.

 

 

Hendrick van der Burgh - Een promotie aan de universiteit van Leiden, rond 1650. Bron: Wikimedia Commons

 

 


Bronvermelding

Boeken

Brian Tierney, Sidney. Painter

Western Europe in the Middle Ages, 300-1475. (Formerly entitled A History of the Middle Ages, 284-1500), New York 1983, Knopf.

H.P.H. Jansen

Geschiedenis van de Middeleeuwen. Utrecht 1978, Het Spectrum, ISBN: 9027453772,  p 271 t/m 275

Jacques Le Goff

De cultuur van middeleeuws Europa. Amsterdam 1987, Wereldbibliotheek, ISBN: 9028415211, p 107

Reader’s Digest

Dagelijks leven door de eeuwen heen (Corrie van den Berg red.). Brussel/Amsterdam 1994. Uitgeefmaatschappij The Reader’s Digest. ISBN: 9064073147, p 127 en 162

 

Artikelen online

Wikipedia

Wikipedia Nederland

 

 

Artikel informatie

NB:

Dit artikel is in een andere vorm en onder de titel Het ontstaan van universiteiten in de middeleeuwen eerder gepubliceerd op de website InfoNu. Dit is een geheel herziene versie van dat artikel.

Auteur

Varenna informatieve artikelen

Publicatiedatum

16 januari 2024

Categorieën

Hoofdrubriek

Wetenschap

Overige rubrieken

Kinderen en opvoeding

Tijdsperiode

Middeleeuwen