Vrouwen in de astronomie tot 1720

 

Wetenschapsters, priesteressen en ambachtsvrouwen

Vrouwen raakten in het verleden maar zelden verzeild in de wetenschap, maar in sommige vakgebieden waren er meer werkzaam dan in andere. De sterrenkunde was zo'n vakgebied. In de loop van de 17de eeuw nam dat in Noord- en Oost-Europa zelfs een vlucht en deed ook Frankrijk een beetje mee. Wat niet wegneemt dat overal de weerstand tegen groot was. Wie de biografieën van deze astronomes bekijkt, ziet verrassende overeenkomsten wat betreft de manier waarop hun carrière vorm kreeg. Deze is gedeeltelijk gelijk aan de manier waarop vrouwen in andere disciplines terechtkwamen, maar heeft ook redenen die specifiek zijn voor de astronomie. Een discipline die in de betreffende periode bovendien zijn meest woelige tijdperk ooit beleefde, vol baanbrekende nieuwe ontdekkingen. Een interessante vraag is dan ook of beide ontwikkelingen iets met elkaar te maken hadden of toeval waren.

 

Artemisia Gentileschi - Allegorie van de astronomie, 1640-50. Afgebeeld staat Urania, de muze van de astrologie. In een tijd dat muzen meestal klassiek werden afgebeeld met vleugels, grote gewaden en een dromerige oogopslag, zet Gentileschi een levensechte astronome. Bron: Wikimedia Commons.

Vroege sterrenkunde: ambacht en religie

De belangrijkste reden dat mensen al in prehistorische tijden begonnen met het bestuderen van de hemellichamen was niet het doen van voorspellingen of het bedrijven van wetenschap, maar het maken van kalenders. Gedurende zeer lange tijd waren kalenders volledig gebaseerd op astronomische gegevens als de maanstanden en moesten mensen die met enige regelmaat bijhouden om een kalender te kunnen opstellen. Dit werd dringender nadat men gewassen gingen verbouwen, maar er zijn genoeg kalenders van voor die tijd teruggevonden om te weten dat ze ook door rondtrekkende jager-verzamelaars werden bijgehouden.

Uit deze vroegste geschiedenis blijkt al meteen dat er ook een ambachtelijke kant aan de astronomie zit, die draait om het observeren van hemellichamen, met name de zon en de maan, en daar aantekeningen over te maken. Er is genoeg reden om aan te nemen dat vrouwen in de prehistorie en vroege oudheid deze taak met enige regelmaat op zich hebben genomen. Of liever gezegd: er is geen reden aan te nemen dat ze dit niet hebben gedaan.  

Verder maakten hemellichamen in veel oude godsdiensten een belangrijk onderdeel uit van de mythologie. Er waren goden en godinnen van de zon, de maan en sterrenstelsels. Samen met hen werden de hemellichamen die ze verbeeldden aanbeden. Ook dat was een reden voor mensen om omhoog te kijken en de sterren in de gaten te houden. 

 

 

Edward Burne-Jones - Luna, 1870. Sprookjesachtige verbeelding van de Romeinse maangodin Luna. Bron: Wikimedia Commons.

Priesteressen in de oudheid

Het verschil dat wij tegenwoordig aanbrengen tussen astronomie of sterrenkunde enerzijds en astrologie of sterrenwichelarij anderzijds, bestond lange tijd niet. Wetenschap en magie liepen in wel meer disciplines door elkaar heen. Binnen dat kader werden hemellichamen in de oudheid zowel door wereldse wetenschappers als door geestelijken bestudeerd.

Dat wil zeggen dat in sommige culturen ook priesteressen zich ermee bezighielden en dat niemand daar raar van opkeek. Binnen de Babylonische sterrenkunde was dit bijvoorbeeld het geval. De Babyloniërs, die er een fameuze, verrassende modern aandoende kalender en tijdsindeling op nahielden, waren sowieso fervente sterrenkijkers. Ze gingen dan op het dak van een huis of gebouw zitten en keken, al dan niet met een holle buis die als kijker diende, naar de waarlijk betoverende sterrenhemel boven Mesopotamië.     

 

 

Jean-Joseph Benjamin-Constant - Arabische nachten, eind 19de eeuw. De schilder refereert met dit schilderij aan verhalen uit Duizend-en-één nacht, maar laat feitelijk zien hoe vrouwen in Bagdad 's nachts altijd op het dak zijn blijven klimmen. Enerzijds omdat dit koeler was dan binnen, anderzijds om naar de sterren te kunnen kijken. Bron: Wikimedia Commons.    

 

De eerste wetenschappelijke astronomes

Hoeveel vrouwelijke wetenschappers zich tijdens de Griekse en Romeinse oudheid met sterrenkunde hebben bezig gehouden is niettemin onduidelijk. Slechts twee namen zijn overgeleverd. De eerste is die van Aglaonice (ook Aglaonike of Aganice) van Thessalië, die in de 2de of 1ste eeuw voor Christus leefde. Waarschijnlijk was ze de dochter van een astronoom. Ze kon maansverduisteringen voorspellen, maar daar begrepen haar tijdgenoten niets van. Daardoor stond ze bekend als 'de tovenares die de maan kon laten verdwijnen'.¹  Aglaonice vond dat alles behalve een probleem, want ze liet zich graag voorstaan op het idee dat ze een grote tovenares was.

Heel anders was Hypatia van Alexandrië ( ±350-415). De op afstand bekendste wetenschapster uit de oudheid gaf les op de school van haar vader. Officieel was dat vooral in filosofie en wiskunde, maar tijdgenoten maken melding van veelvuldig gebruik van 'astronomische instrumenten' tijdens haar lessen. Ze schreef enkele belangrijke wiskundige verhandelingen en een commentaar op de astronomie van Ptolemaeus. Ze vond ook wetenschappelijke hulpinstrumenten uit. Daaronder was waarschijnlijk het astrolabium, een instrument waarmee hoeken kunnen worden bepaald en dat behalve voor astronomen onmisbaar werd voor landmeters en en zeevaarders.

Al met al staat Hypatia bekend als de eerste serieuze astronome uit de geschiedenis, al moet ze vooral worden gezien als wetenschapster in de brede zin van het woord. Helaas zagen Christelijke fanatici haar uitsluitend als heks en hebben ze haar in 415 op uitermate gruwelijke wijze vermoord.

 

 

Alfred Seifert - Hypatia, 1901. Bron: Wikimedia Commons

De middeleeuwen: angst voor vervolging

De schokkende dood van Hypatia was aan de vooravond van de middeleeuwen en markeerde de nieuwe dominantie van de Katholieke Kerk. Dat betekende het einde van de (erkende) vrouwelijke wetenschapper voor de eerstvolgende eeuwen. Vanaf de 10de eeuw trekt dat langzaam wat bij, als een aantal abdissen van grote kloosters zich met wetenschap gaan bezighouden.

Vrouwelijke sterrenkundigen van naam levert dat echter niet op. Waarschijnlijk had de angst om door de inquisitie als heks of ketter te worden vervolgd daar veel mee te maken. Een potentiële dreiging waar mannelijke astronomen al dringend voor moesten oppassen, laat staan vrouwelijke.

In principe wil dat niet zeggen dat er helemaal geen vrouwen meer waren die zich met vormen van astronomie bezighielden, maar wel dat ze er goed aan deden op te achtergrond te blijven. Zoals bijvoorbeeld op onderstaande afbeelding te zien is. Aangezien op de betreffende illustratie oosterse astronomen staan afgebeeld is het helaas maar de vraag of het de Katholieke Kerk alleen was die het op astronomes had voorzien.

 

 

Meester van Mandeville's Travels - Astronomen op de berg Athos, rond 1400. The Travels of Sir John Mandeville is een 14de-eeuws verslag van de reis van een Brit door door de Islamitische wereld. Menige fantastische gebeurtenis doet sterk vermoeden dat het hier fictie betreft. Desondanks is het opmerkelijk dat er centraal op deze afbeelding van astronomen een persoon in vrouwenkleren staat afgebeeld. Haar gezicht gaat echter als enige schuil achter een astrolabium. Bron: Wikimedia Commons

 

Het begin van de astronomische revolutie in 1543 

In 1543 beleefde de astronomie zijn nog altijd grootste en meest rumoerige ontdekking ooit. Verantwoordelijk daarvoor was de Poolse wetenschapper Nicolaus Copernicus (1473-1543). Men had altijd geloofd dat de aarde het middelpunt van het universum was en dat behalve de maan en de sterren ook de zon om de aarde heen draaide. Copernicus bedacht echter dat dit om meerdere redenen onmogelijk was en het de zon was die in het midden stond. Dat de aarde daar samen met andere planeten omheen bewoog in een zogeheten heliocentrisch universum. Ook Copernicus lijkt echter benauwd te zijn geweest voor katholieke vervolging, want hij stelde de publicatie van het boek met zijn bevindingen uit tot hij op zijn sterfbed lag.

Helemaal klopte de Copernicaanse theorie nog niet, want de zon is alleen het middelpunt van ons melkwegstelsel en niet van het hele universum. Dat er nog problemen waren had hij zelf echter ook al begrepen en in aantekeningen beschreven. Mogelijk was het daarom dat zijn theorie vaak niet of slechts gedeeltelijk werd nagevolgd. Toch sloeg de sterrenkunde na zijn overlijden nieuwe wegen in.

 

 

Antonin Lhota - Mikuláš Koperník, ± 1856. Copernicus pleegt een astronomische revolutie vanaf zijn sterfbed. Bron: Wikimedia Commons/ Nationaal Museum Praag

 

De Deense astronoom Tycho Brahe (1546-1601) en zijn Duitse assistent Johannes Kepler (1571-1630), sloegen de nieuwe weg met zoveel verve in dat beiden een onuitwisbare invloed op hun vakgebied achterlieten. Met name over de banen die planeten in de ruimte afleggen, ontdekten zij veel. Dat was mede mogelijk doordat de Deen, van adel en rijk, het meest vooraanstaande observatorium ter wereld had gebouwd. Brahe had nog bedenkingen bij Copernicus ideeën, maar Kepler zou ze uiteindelijk verdedigen en aanvullen. De kring rond Tycho Brahe bracht ook een een andere vernieuwing tot stand: de eerste van naam bekende vrouwelijke astronoom in vele eeuwen tijd. Een eer die te beurt viel aan zijn zus. 

Sophie Brahe

Sophie of Sophia Brahe (1556/59 - 1643) was Tycho's jongste zuster. De familie Brahe was zoals gezegd van adel: vader Otte was raadsheer van de koning en moeder Beate hoofd van de koninklijke huishouding. Als gevolg hiervan groeiden broer en zus, die meer dan tien jaar in leeftijd scheelden, afzonderlijk van elkaar op. Toen Sophie al een tiener was leerden ze elkaar pas beter kennen en bleken ze een passie voor de wetenschap en een afkeer van het hofleven te delen. Daardoor kregen ze alsnog een hechte band.

Tycho werd Sophies leraar, maar hij onderwees haar alleen in plantkunde en scheikunde. In die jaren werd astronomie te gecompliceerd geacht voor vrouwen en dat geloofde hij ook. Of liever gezegd, hij meende dat het astrologische gedeelte te moeilijk was voor vrouwen, wat in onze oren vreemd klinkt. Het vervaardigen van horoscopen was echter een serieuze bron van inkomen voor astronomen en dat durfde hij niet aan een vrouw over te laten. Dat was tegen het zere been van Sophie, die besloot om dan maar op eigen gelegenheid sterrenkunde te gaan studeren, waarbij ze zelf de vertaling van enkele Latijnse boeken bekostigde.

 

Portret van Tycho Brahe. Maker en datum onbekend. Bron: Wikimedia Commons/ The Museum of National History

 

 

Portret van Sophie Brahe met hondje, 1602. Maker onbekend. Bron: Wikimedia Commons

 

 

Uiteindelijk zouden de dingen veranderen. Sophia bezocht regelmatig het observatorium van haar broer, waar ze hem vanaf ongeveer 1570 decennialang assisteerde met zijn observaties. Naar verluid had ze veel te maken met de ontdekking van een supernova in 1572 en de observaties van een maansverduistering in 1573. In de loop van de jaren '70 zou ze steeds autonomer gaan werken. Tussen 1588 en 1597, toen ze een alleenstaande weduwe was, zou ze bovendien alsnog horoscopen trekken voor klanten als haar broer daartoe verhinderd was.

Sophia deed liever observaties dan experimenten en verschillende faciliteiten in het observatorium waren speciaal voor haar aangebracht. Als astronoom heeft ze veel werk gedaan dat als basis zou dienen voor latere wetenschappers als Isaac Newton. En natuurlijk voor de ontdekkingen van Kepler, de man die de leiding binnen het observatorium zou overnemen na de dood van haar broer in 1601.

Door de jaren heen ontwikkelde Sophie Brahe zich als breed onderlegde wetenschapper, ook bedreven in botanie, scheikunde en medicijnen. Ze had eigenlijk praktiserend arts willen worden, maar ze werd niet toegelaten op de universiteit.

 

 

Tycho Brahe (tekening) en Willem Blaue (ets) - Tycho Brahe's Stjerneborg in 1595. Deze afbeelding is afkomstig uit de Atlas die in 1662 is gepubliceerd door Joan Blaue. Bron: Wikimedia Commons.

 

Hoe vrouwen astronoom werden in de nieuwe tijd

Het leven van Sophie Brahe laat goed zien hoe ook vrouwen die na haar kwamen in de astronomie terechtkwamen en daarin werkzaam konden blijven. Dat lukte namelijk alleen als er aan de onderstaande voorwaarden was voldaan:

  • De vrouw had als meisje hoogwaardig privéonderwijs genoten van een of meer mannen in haar directe omgeving, zoals een vader, oudere broer en/of oom. Dit gold voor vrouwen in andere disciplines eveneens, want een andere vorm van vervolgonderwijs was onmogelijk voor meisjes.
  • Er was een manier beschikbaar om als meisje of jonge vrouw astronomie te leren. Sophie Brahe bewees dat dit ook als autodidact kon, wanneer een meisje genoeg geld had. De meeste astronomes leerden het vak echter van mannen in hun omgeving, waarbij naast bloedverwanten ook echtgenoten hun steentje vaak bijdroegen. Een huwelijk met een bekende astronoom was zo goed als noodzakelijk. In Duitsland namen sommige vrijzinnige astronomen vrouwelijke leerlingen aan en zijn er ook vrouwen geweest die het vak van hun moeder leerden.
  • Vanaf de 17de eeuw had de vrouw toegang nodig tot een observatorium, want anders werd het moeilijk sterren kijken op hetzelfde niveau als mannen. Op eigen gelegenheid konden vrouwen doorgaans geen plek in een observatorium bemachtigen, dus ook op dit punt waren de juiste connecties noodzakelijk.  

 

Gonzales Coques - De astronoom en zijn vrouw, tussen 1648 en 1650. De Vlaamse schilder Coques was voor dit schilderij vermoedelijk geïnspireerd door zijn verblijf in de Republiek van 1645 tot 1648. Daarmee is hier waarschijnlijk een Vlaamse of Nederlandse astronoom met zijn vrouw afgebeeld. Of deze vrouw als astronome samenwerkte met haar man wordt niet vermeld, maar ze staat opvallend prominent afgebeeld en er lijkt een onderling gesprek gaande over astronomie. Astronomen waren een geliefd onderwerp voor Nederlandse genreschilders, maar staan vrijwel altijd afgebeeld als zonderlinge, peinzende mannen met een wereldbol als enige gezelschap. Dat dit schilderij afwijkt zou goed kunnen betekenen dat ook in de Lage Landen de vrouwelijke astronoom niet geheel onbekend was, maar niet zonder meer geaccepteerd of voor vol aangezien. Bron: Wikimedia Commons / Musée des Beaux-Arts de Strasbourg. 

 

Het vervolg van de astronomische revolutie in 1608

Ondertussen was het bewijsmateriaal dat Copernicus gelijk had in de maak. Dat begon feitelijk in Middelburg in het jaar 1608 waar de eerste verrekijker of Hollandse kijker werd bedacht door een brillenmaker die ofwel Johannes Lipperhey ofwel Sacharias Janssen heette. Historisch materiaal geeft daarover geen bevredigend uitsluitsel  De kijker was eigenlijk bedoeld voor oorlogssituaties, maar de Britse astronoom Thomas Harriot ontdekte al snel dat je de sterren er ook veel beter mee zag.

De belangwekkende optische vernieuwing trok daarom meteen de interesse van Galileo Galilei (1564- 1642), een breed ontwikkelde Italiaanse wetenschapper die zich vooral had verdiept in medicijnen, wiskunde en natuurkunde. Hij verbeterde de Hollandse kijker tot iets dat nu een telescoop wordt genoemd. Het moge duidelijk zijn dat het belang van deze uitvinding voor de astronomie onmogelijk kan worden overschat. Tot die tijd kon men hemellichamen alleen met het blote oog bekijken, al gebruikte men daar dus wel vaak buizen bij om de blik te helpen focussen.

Wat Galilei door zijn nieuwe kijker allemaal zag, leidde onherroepelijk tot compleet nieuwe ideeën over hoe het heelal er uitzag. Al in 1610 kwam hij tot een belangrijke publicatie daarover. Daarin bevestigde hij Copernicus idee dat de aarde om de zon draait en niet omgekeerd. In het oog van de Katholieke Kerk was dat ketterij en Galilei werd er tijdens een roemrucht proces voor veroordeeld. Dat leidde tot levenslange huisarrest, maar dus niet tot de brandstapel, zoals wel wordt gedacht.  

 

 

Giuseppe Bertini (fresco) - Galileo Galilei wijst de Doge van Venetië hoe hij de telescoop moet gebruiken, 1858. De Doge zou overigens een flinke hoeveelheid kijkers bestellen en hij was de enige niet. Galilei werd behalve wetenschapper ook een succesvol telescoopbouwer. Een weg die veel astronomen na hem eveneens zouden volgen. Wikimedia Commons / Bertini kamer in de Villa Andrea Ponti in Varese

Vrouwelijke astronomen tussen 1600 en 1650

Behalve Sophie Brahe waren er rond 1600 geen bekende vrouwelijke astronomen. Mogelijk waren er wel anoniem gebleven astronomes. Waarschijnlijk waren de meeste vrouwen in de astronomie werkzaam als assistent van een mannelijke astronoom, zonder ooit uit te groeien tot zelfstandig onderzoeker of een belangwekkende ontdekking te doen. Ook liepen ze de kans dat als ze wél belangrijke ontdekkingen deden, deze op het conto van de mannelijke astronoom werd bijgeschreven. Zelfs als de man in kwestie dat niet wilde, konden wetenschappelijke academies dat besluiten.

Tot 1650 veranderde daar weinig aan. Het is niet beken hoeveel vrouwen er in deze periode mogelijk in de schaduw hebben geopereerd. Slechts één maakte er wel naam. 

Maria Cunitz

De Pools/ Duitse Maria Cunitz of Cunitia (1610-1664) werd geboren in Silezië, een streek die tegenwoordig bij Polen hoort, maar tot aan de Tweede Wereldoorlog bij steeds weer andere landen werd ingedeeld. Ze was de dochter van de destijds bekende medicus Heinrich Cunitz en Maria Scholtz, de dochter van een bekende wiskundige. Daarmee kan thuisonderwijs op niveau, mogelijk ook van haar moeder, Maria niet zijn ontgaan.

In 1623 trouwde ze op zeer jonge leeftijd met de advocaat David von Gerstmann die haar verder onderwees, zodat ze beter werd in talen en de luit leerde bespelen. Drie jaar later kwam hij alweer te overlijden. Maria hertrouwde in 1630 met de arts en wis- en sterrenkundige Elias von Löwen (ook bekend als Elias Kretzschmeyer), met wie ze drie zonen zou krijgen. Hij was het die haar wegwijs maakte in de astronomie en de middelen leverde om observaties te doen. Maria zou er beter in worden dan haar echtgenoot.

Sinds 1618 was in het Duitse Rijk de Dertigjarige oorlog gaande en die leidde er uiteindelijk toe dat het protestantse echtpaar moest vluchten om te voorkomen dat ze werden gedwongen zich te bekeren tot het rooms-katholicisme. Curieus genoeg vonden ze onderdak in het ongetwijfeld zeer katholieke cisterciënzerklooster in Lubnice, in Polen. Daar schreef Maria het werk waar ze bekend om zou worden, Urania Propitia.

 

 

Voorblad van Urania Propitia, de astronomische verhandeling die Maria Cunitia schreef, 1650.  Bron: Wikimedia Commons 

 

Nadat het echtpaar in 1650 was teruggekeerd naar Silezië, gaven ze het werk op eigen gelegenheid uit. In 1655 werden ze getroffen door een brand, waardoor veel aantekeningen en onderzoeksmaterialen van Maria verloren gingen. Dat dit financieel een zware klap was voor het gezin, zegt wel iets over de vooraanstaande positie die Cunitz als wetenschapper in meerdere vakgebieden had verworven. Ze correspondeerde ook met wetenschappers door heel Europa, waaronder astronoom Johannes Hevelius, die we nog een keer tegen gaan komen.

Urania Propitia betekent De genade van Urania, waarbij met Urania de Griekse muze voor astronomie wordt bedoeld. Het werk viel op omdat het een voor zijn tijd zeer toegankelijke astronomische publicatie was, geschikt voor een breed publiek. Dat kwam ook omdat het boek behalve in een Latijnse in een Duitse versie verscheen. Dat was zeer ongebruikelijk en betekende dat Cunitz zelf de Duitse taal moest verrijken met een aantal geschikte woorden als vertaling.

Inhoudelijk was het zowel een vereenvoudiging als een aanvulling op het werk van Kepler rondom planeten en de baan die zij afleggen. Tabellen die hierbij werden gebruikt heeft ze eenvoudiger gemaakt en berekeningen verbeterd. Het zou niet ongemerkt voorbijgaan en Maria Cunitz werd in haar eigen tijd al uitgeroepen tot 'de geleerdste vrouwelijke sterrenkundige sinds Hypatia'.² Wat ze ook was, omdat Sophie Brahe nooit tot een belangwekkende publicatie is gekomen.   

 

 

Giovanni Martinelli - Allegorie van de astronomie, 17de eeuw. Dat de astronomie op schilderijen werd verbeeld door de muze Urania en dus door een vrouw deed blijkbaar weinig voor de acceptatie van astonomes.  Bron: Wikimedia Commons

 

Vrouwelijke astronomen in Duitsland tussen 1650 en 1710

In de tweede helft van de 17de en het begin van de 18de eeuw kende Duitsland een ontwikkeling die een ongekend groot aantal vrouwen een plek binnen het wetenschappelijk onderzoek bezorgde. In deze periode was het voor Duitse vrouwen in het algemeen vrij normaal om een ambacht op te pakken, zoals mannen deden. Dat gold ook voor de ambachtelijke, data noterende versie van de astronoom, met als verrassend gevolg dat tussen 1650 en 1710 niet minder dan 14% van alle in Duitsland opererende astronomen van het vrouwelijke geslacht was.

Dat wil niet zeggen dat deze vrouwen geen tegenstand meer ondervonden. Ze konden bijvoorbeeld niet dezelfde functies bekleedden als hun mannelijke collega's, zoals hoofd van een observatorium. Doorgaans begonnen ze hun carrière als assistent van een mannelijke astronoom. Voor de meesten zal het daar ook bij zijn gebleven, zonder ooit een eigen naam op te bouwen. Drie van hen werden bekender dan anderen.

 

Elisabeth Hevelius-Koopman

Catharina Elisabetha Koopman (1647-1693) werd in het Poolse Dantzig geboren uit Duitse ouders met Nederlandse wortels. Vandaar dat ze ondanks haar Nederlandse achternaam net als Maria Cunitz te boek staat als Pools/Duitse. Op haar 16de werd ze de tweede vrouw van de 36 jaar oudere Johannes Hevelius (1611-1687), bierbrouwer maar tevens internationaal vermaard astronoom. Sterrenkijken was een passie die de jonge Elisabeth met hem deelde en sterrenkijken was dan ook wat het paar bijna dagelijks samen deed.

Johannes had in 1641 zelf een observatorium gebouwd op de daken van zijn drie aaneengrenzende huizen. Daar stonden zelfgemaakte telescopen, waaronder een onvoorstelbare gigant van 45 meter, en andere astronomische hulpmiddelen. Deze instrumenten stonden bekende als de Machinae Coelestis, de hemelse werktuigen.

 

 

Andreas Stech (afbeelding), Isaak Saal (ets) -  Johannes en Elisabeth Hevelius bestuderen de sterren met een enorme koperen sextant, 1673. Uit Johannes Hevelius - Machinae Coelestis: Pars Prior", 1673. Bron: Wikimedia Commons 

 

Elisabeth correspondeerde net als haar echtgenoot in het Latijn met andere wetenschappers. Maria Cunitz heeft ze overigens nooit gekend want die was toen al overleden. Elisabeth was goed onderlegd in wiskunde, maar vooralsnog is niet bekend waar en van wie ze dat heeft geleerd. In 1679 werd ook de familie Hevelius door een nare brand getroffen en werden het observatorium en veel notities van het echtpaar  vernietigd. De Poolse koning Jan III Sobieski, die als een soort mecenas voor Johannes was, maakte heropbouw van het observatorium echter mogelijk.

Na de dood van haar echtgenoot in 1687 zette de veertigjarige Elisabeth het werk zelfstandig voort. In 1690 publiceerde ze nog de Prodromus Astronomiae, de grootste catalogus met sterren die ooit is gepubliceerd. Deze had Johannes met haar hulp opgesteld. 

Drie jaar later, nog maar 46 jaar oud, overleed Elisabeth echter zelf. 

 

Andreas Stech (afbeelding), Isaak Saal (ets) -  Het observatorium van Johannes Hevelius op de daken van zijn drie naast elkaar gelegen panden in Dantzig, inclusief zijn 'reuzentelescoop', 1673. Uit Johannes Hevelius - Machinae Coelestis: Pars Prior", 1673. Bron: Wikimedia Commons

Maria Winckelmann

Maria Margarethe Winckelmann (1670-1720) werd in de buurt van Leipzig geboren als dochter van een Lutherse predikant. Hij geloofde in een opleiding voor meisjes en onderwees zijn dochter dagelijks. Na zijn vroegtijdige overlijden vervolgde een oom Maria's lessen. Toen ze wat ouder was ging ze in de leer bij Christoph Arnold, een boer én autodidacte astronoom uit de nabije omgeving. Daarmee is ze de eerste vrouw waarvan bekend is dat ze in de leer is geweest als astronoom.

Bij Arnold ontmoette ze de met hem samenwerkende astronoom en weduwnaar Gottfried Kirch. Hij was veel ouder dan zij, maar toch werd hij haar echtgenoot Daardoor staat ze ook bekend als Maria Margarethe Kirch. Net als Elisabeth Hevelius zou ze samen met haar echtgenoot sterrenkundig onderzoek gaan doen.

Op 21 maart 1702 werd Maria Winckelmann de eerste vrouw uit de geschiedenis die zelfstandig een komeet ontdekte. Deze werd zonder pardon door de academie aan Gottfried Kirch toegeschreven en kreeg daarom diens naam. Dat heeft hij hoogstpersoonlijk proberen recht te zetten, maar de naam is nooit veranderd, alleen de toewijzing. 

Na het overlijden van haar echtgenoot in 1710 probeerde Maria zijn functie bij de Koninklijke Academie voor Wetenschappen in Berlijn over te nemen. Ondanks de vele publicaties die ze inmiddels op haar naam had staan, bleek dat een brug te ver. Wel kreeg ze een aanstelling in het privé-observatorium van Baron von Krosigk. Daar leidde ze haar zonen en dochter op tot astronoom. In 1716 werd haar zoon Christfried Kirch aangesteld als hoofd van het Koninklijk Observatorium in Berlijn. Moeder en dochter mochten er toen ook aan de slag als onderzoeksassistent. Vier jaar later zou Maria Winckelmann op 50-jarige leeftijd overlijden.

 

 

Donato Creti - Astronomische observaties: komeet, 1711. Deze afbeelding maakt onderdeel uit van de serie 'Astronomische observaties'. Het is het enige schilderij in de serie met een vrouwelijke observator. Het is niet duidelijk of de schilder hier Maria Winckelmann heeft afgebeeld, maar het is verleidelijk te denken van wel. Het schilderij is negen jaar na Maria's ontdekking gemaakt en in 1711 was ze nog volop in leven en de bekendste astronome ter wereld. Bron: Wikimedia Commons / Pinacoteca Vaticana

 

NB: Op het internet waren verschillende zogenaamde afbeeldingen van Maria Winckelmann rond, die dat niet werkelijk zijn. Een portret waarvan lang is gedacht dat het van haar was bleek later een zelfportret van kunstenares Angelica Kauffman. Helemaal onmogelijk is een foto die op verschillende websites staat als zijnde van Maria Winckelmann. Maria is namelijk een dikke eeuw vóór de uitvinding van de fotografie overleden. Artistieke impressies die op deze foto zijn gebaseerd, kloppen dus ook niet. 

 

Maria Clara Eimmart

Maria Clara Eimmart (1676-1707) woonde haar hele leven in Neurenberg en is daarmee de eerste dame in dit artikel die niet uit het noordoosten van Europa afkomstig was, maar uit het zuiden van Duitsland. Als eerste sinds Hypatia maakte ze naam met hulp van haar vader. Georg Christoph Eimmart de Jonge was net als zijn vader kunstschilder en graveur van beroep. Hij combineerde dat echter met een grote passie voor de sterrenkunde, waardoor hij veel geld uitgaf aan astronomische apparatuur. Daarmee mocht hij in 1678 een eigen sterrenwacht bouwen op een bijzondere locatie, namelijk de stadsmuren van Neurenberg.

Maria Clara mocht al vroeg bij hem in de leer, waardoor ze een brede opleiding kreeg in talen wiskunde en astronomie en natuurlijk ook schilderen en etsen. Dat viel allemaal samen voor haar, want ze werd vooral bekend door haar astronomische illustraties. Speciaal geliefd werden 350 tekeningen die ze in de periode 1693-1698 van de maanfasen maakte op basis van waarnemingen door een telescoop. Deze werden gebundeld onder de naam Micrographia stellarum phases lunae ultra 300. Deze continue reeks van afbeeldingen, als een diaserie, werd de basis voor een nieuwe maankaart. Waarmee ze meer dan wie ook de oude ambachtelijke sterrenkunde omzette naar de nieuwe tijd. 

In 1706 trouwde ze met natuurkundeleraar en, het kon niet uitblijven, astronoom Johann Heinrich Muller die het jaar daarvoor haar vader was opgevolgd als directeur van de Eimmart Sterrenwacht. Naar verluid assisteerde Maria Clara haar man ook tijdens zijn lessen fysica. Helaas overleefde ze een jaar na haar huwelijk de bevalling van hun eerste kind niet.

 

1.

2.

Twee originele pasteltekening van Maria Clara Eimmart. 1. De fasen van Mercurius zoals waargenomen en gedocumenteerd door Johannes Hevelius. 2. Een fase van de maan. Beiden  1693-1698. Bron: Wikimedia Commons.

 

Vrouwelijke astronomen in andere landen

Wie in de 17de en 18de eeuw buiten Duitsland en Polen gaat zoeken naar vrouwelijke astronomen stuit eigenlijk alleen op een paar Franse namen. Dat er door de renaissance een wetenschappelijke revolutie op gang was gekomen veranderde weinig aan het vooroordeel dat vrouwen ongeschikt zouden zijn voor intellectuele taken. Integendeel, veel mannen gebruikten nieuwe wetenschappelijke inzichten juist om aan te tonen dat vrouwen van nature inferieur waren aan mannen en alleen geschikt voor huiselijke taken en het moederschap. Iets dat extra goed lukte omdat door de uitvinding van de boekdrukkunst boeken op veel grotere schaal verspreid konden worden en de ideeën die daar in stonden dus ook.

Daarom staan er in de loop van deze eeuwen eerder minder dan meer vrouwelijke wetenschappers op dan in de eeuwen daarvoor. Als in de tweede helft van de 18de eeuw de verlichting op gang komt, trekt dat geleidelijk aan weer wat bij. Dit alles ondanks de pogingen van een moedige Française om rond 1700 al dwars tegen alle voordelen in te gaan.

 

 

Toegeschreven aan Francesco Zugno - Allegorie van de astronomie, 18de eeuw maar voor 1787. Hier geen charmante muze prominent in beeld, maar de verbeelding van het idee dat vrouwen te dom zijn voor de sterrenkunde. De man in het rood laat de vrouw in het wit aan de verkeerde kant door zijn kijker staren zonder dat ze dat doorheeft. Ondertussen staat rechts achterin een man die het wel goed doet. Daarmee trekt hij de onverdeelde aandacht van Urania die links op de achtergrond staat. Bron: Wikimedia Commons, 

Jeanne Dumeé

Jeanne Dumée (1660-1706) werd geboren in het mondaine Parijs. Er is weinig bekend over haar jeugd, behalve dat ze jong trouwde met een legerofficier. Toen ze nog maar 17 was sneuvelde hij en bleef ze als weduwe achter. Er is geen bericht dat ze ooit is hertrouwd. Ook zonder echtgenoot ontwikkelde ze zich niettemin tot een bekend astronome. Sommige historici menen dat haar reputatie op een mythe is gebaseerd, maar er zijn verschillende verhandelingen van haar hand overgeleverd.

Ze lijkt de meeste zelfstandige en feministische van alle in dit artikel voorkomende vrouwen te zijn geweest. Ze mocht er graag op wijzen dat de hersenen van mannen en vrouwen helemaal niet verschilden. Tevens hoopte ze door het goede voorbeeld te geven andere meisjes en vrouwen te stimuleren ook wetenschap te gaan beoefenen.

Jeanne was onderlegd in wiskunde en andere wetenschappen, maar hoe ze precies aan haar kennis is gekomen is onduidelijk. Het is wel bekend dat ze al op jonge leeftijd gefascineerd was door astronomie, wat suggereert dat dit haar met de paplepel is ingegoten.

Uiteindelijk zou ze meerdere publicaties op haar naam zetten. Het meest bekend werd ze door Entretiens sur l'opinion de Copernic touchant la mobilité de la terre (Gesprekken over Copernicus' visie op de beweging van de aarde) uit 1680. Een werk dat nooit in zijn geheel is gepubliceerd, maar waarvan een uittreksel werd opgenomen in het Journal des sçavans, het oudste wetenschappelijke tijdschrift van Europa.  Ooit werd het hele manuscript zogenaamd teruggevonden, maar dat bleek niet origineel te zijn.

 

 

Voorblad van Le journal des sçavans van 5 januari 1665. Dit is uiteraard niet het nummer waar Dumées verhandeling in stond, want in 1665 was ze pas 5 jaar oud.  Bron: Wikimedia Commons

 

In bovengenoemde verhandeling legt Dumée het Copernicaanse systeem uit en bespreekt ze de redeneringen die Copernicus zelf gebruikte om zijn doctrine te verdedigen. Ook schreef ze over eigen observaties van Venus en de manen van Jupiter die de theorieën van Copernicus en Galileo ondersteunden. 

Hoewel er veel onbekend is gebleven over het leven van Jeanne Dumée is het duidelijk dat ze niet bang was voor confrontaties. Ze nam ferm stelling in het debat over het heliocentrische model en ze nam even ferm stelling in de querelles des femmes, de kwestie of vrouwen nu wel of niet in staat waren wetenschap te bedrijven.  

Astronomes en het heliocentrische model

Sophia Brahe heeft lang samengewerkt met Johannes Keppler, die zich zou ontwikkelen als de eerste belangrijke verdediger van het Copernicaanse model. Maria Cunitz en Elisabeth Hevelius kwamen net als Copernicus uit Polen en hebben zich grotendeels beziggehouden met het verbeteren en uitbreiden van de gegevens die Keppler had verzameld. Jeanne Dumée heeft zich expliciet uitgesproken vóór het heliocentrische model en Maria Clara Eimmart heeft geholpen met de illustratie ervan. Maria Winckelmann heeft meer vroegmoderne sterrenkundige publicaties op haar naam gezet dan de anderen bij elkaar opgeteld. 

Daarmee kan wel worden gesteld dat ze allemaal het heliocentrische model hebben aanvaard als de nieuwe waarheid. Geen wonder wellicht voor sterrenkundigen die toch al tegen de stroom in moesten zwemmen en over hun eigen schaduw heenstappen.

 

 

Andreas Cellarius - Verbeelding van het heliocentrische universum zoals beschreven door Copernicus, 1660. Uit: Andreas Cellarius - Harmonia Macrocosmica, 1660.

 

Vrouwen in de astronomie in de 18de eeuw

De generatie astronomes van de 17de en begin 18de eeuw vormden echter geen basis voor een nieuwe. Blijkbaar mocht dit niet zo zijn, zoals blijkt uit hun leeftijden en jaar van overlijden. Elisabeth Hevelius overleed in 1693 en Jeanne Dumée in 1706, beiden nog maar 46 jaar oud. Maria Clara Eimmart was 31 toen het kraambed haar in 1707 te machtig werd. Maria Winckelmann was de oudste en degene die het langst was aangebleven toen ze in 1720 op haar vijftigste kwam te overlijden.

Winckelmann had tegen die tijd haar enige dochter opgeleid, maar dat was het wel. Elisabeth Hevelius had drie dochters, maar of die ooit in de sterrenkunde verzeild zijn geraakt is onbekend. In ieder geval zou geen van de genoemde dochters net zo'n naam maken als hun respectievelijke moeder. Of dat aan het verslechterde wetenschappelijke klimaat voor vrouwen lag of aan iets anders zullen we nooit weten.

Het idee dat de vernieuwingen binnen de astronomie als vakgebied een opener klimaat voor vrouwelijke wetenschappers zou hebben bewerkstelligd, kan echter in de prullenbak. Dat er in Duitsland enige tijd vrij veel astronomes werkzaam waren heeft een andere, meer plaatselijke reden.   

Hoe dan ook, na 1720 valt er een gat.  Pas in de jaren '50 van de 18de eeuw maakt langzaam maar zeker een nieuwe astronome naam in de vorm van de Française Nicole-Reine Lepaute.  Zij kwam uit Parijs, dat inmiddels het hart was van de Franse verlichting. Daarmee kan ze gezien worden als de eerste astronome van een nieuwe tijd.

 

François de Troy - De hertogin van Maine krijgt astronomieles, 1702-1705. De dame die zich hier laat onderwijzen in de sterrenkunde was de hooggeboren prinses Louise Bénédicte de Bourbon (1676 - 1753). Door een huwelijk met de hertog van Maine kreeg ze haar uiteindelijke titel. Ze was extreem klein en had in feite een lamme arm, maar was ook bijzonder eigengereid. De figuur achterin probeert dan ook tevergeefs een einde te maken aan deze norm doorbrekende les. Bron: Wikimedia Commons  / Musée du Domain départemental de Sceaux


Noten

1. Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Aglaonice

2. Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Maria_Cunitz

Bronvermelding

Boeken

Winkler Prins, editie De Volkskrant

Wetenschap. De grote ontdekkingen. Renaissance en verlichting, 1500-1700 (red. Adam Hart-Davies), 2010, Unieboek | Het Spectrum b.v. en Standaard Uitgeverij n.v., ISBN: 9789049104405. Blz. 74 t/m 77 en blz. 82 t/m 85

 

Artikelen online

InfoNu

Interesting Engineering

51 Female Inventors and Inventions that changed the world (2023, 14 april), door Susan Fourtané, geraadpleegd op 6 november 2023, https://interestingengineering.com/innovation/female-inventors-and-their-inventions-that-changed-the-world-and-impacted-the-history-in-a-revolutionary-way

Wikipedia

Wikipedia Nederland

 

 

Artikelinformatie

Auteur

Redactie Villa Voorheen

Publicatiedatum

8 november 2023

Categorieën

Hoofdrubriek

Wetenschap

Tijdsperioden

Door de eeuwen heen

 Vroegmoderne tijd