De Olympische Spelen van 1900 in Parijs

 

Gemankeerde spelen tijdens een wereldtentoonstelling

De grote droom van Pierre Frédy Baron de Coubertin kwam uit. Op 20 mei 1900 ging de Tweede Internationale Olympiade van start in zijn eigen Parijs. Daarmee waren dit de eerste Olympische Spelen die buiten Griekenland werden georganiseerd. Het plan van De Coubertin was altijd geweest deze Spelen te laten plaatsvinden onder de vlag van de wereldtentoonstelling die in 1900 in Parijs stond gepland en ook dat had zijn beslag gekregen. Het bleek echter niet bepaald een succesformule. Als enkele van de vele programmapunten op de immense tentoonstelling vielen de sportevenementen niet erg op. Mooie verhalen over hoe de Spelen ooit wankelend en wel zijn begonnen levert dat echter wel op. In 1924 waren ze overigens opnieuw in Parijs en daar zullen ze nu, 100 jaar later, terugkeren. Belangrijkste ijkpunten in 1900 waren dat er voor het eerst vrouwen mee mochten doen en dat er voor het eerst teamsporten op het programma stonden.    

Jean de Paleologue - Hoewel het er niet letterlijk op staat, was dit de poster voor het schermtoernooi tijdens de Olympische Spelen in Parijs van 1900. De poster suggereert dat vrouwen ook meededen aan het toernooi, maar daarvan was geen sprake. Bron: Wikimedia Commons / IOC

Artikelindeling

(geen links)

  • Athene 1896
  • Van Athene naar Parijs
  • Internationaal Olympisch Comité
  • Onderdeel van de wereldtentoonstelling
  • De wereldtentoonstelling 1900 
  • De Olympische Spelen als bijnummer
  • Per discipline
  • Schaalvergroting
  • Vrouwen op de Spelen
  • Teamsporten en gemengde teams
  • Olympisch of niet?
  • Olympische disciplines en onderdelen
    • Atletiek
    • Boogschieten (nieuw)
    • Cricket (nieuw)
    • Croquet (nieuw)
    • Golf (nieuw)
    • Paardensport (nieuw)
    • Pelota (nieuw)
  • Vervolg
    • Polo (nieuw)
    • Roeien (nieuw)
    • Rugby (nieuw)
    • Schermen
    • Schietsport
    • Tennis
    • Touwtrekken (nieuw)
    • Turnen
  •  Vervolg 2
    • Voetbal (nieuw)
    • Waterpolo (nieuw)
    • Wielersport
    • Zeilen (nieuw)
    • Zwemmen
  • Niet-olympische disciplines
  • Fiasco

Athene 1896

Heel wat mensen hadden er decennialang voor gelobbyd, maar in April 1896 waren de eerste moderne, internationale Olympische Spelen dan echt van start gegaan in Athene. In Griekenland dus, het land waar ze altijd hadden plaatsgevonden. Hoewel er maar een kleine 250 amateursporters in het strijdperk zouden treden, kwamen de toeschouwers van alle kanten toegestroomd. Dat maakte de spelen voor herhaling vatbaar, al viel er op sportief en organisatorisch gebied nog veel te verbeteren. 

Lees hier meer over De Olympische Spelen van 1896 in Athene.

Van Athene naar Parijs

Baron Pierre de Coubertin (1863-1937) was in aanloop naar de spelen in Athene de machtigste man binnen de organisatie geworden, hoewel hij in 1896 nog steeds maar 33 jaar oud was. De organisatie werd aanvankelijk geleid door de Griekse voorzitter van het organiserende Internationale Comité (IC),  Demetrius Vikelas (1835-1908), maar deze verloor in de aanloop naar de spelen zijn gezondheid. Daardoor moest De Coubertin steeds meer op zich nemen. Desondanks raakte de baron bijna zijn droom kwijt.

Na afloop van de eerste olympiade werd er vanuit verschillende kanten grote druk op hem uitgeoefend om de Spelen niet iedere vier jaar van stad te laten rouleren, zoals het plan was, maar voortaan altijd in Athene te houden. Dit vooral om nostalgische redenen. De Coubertin meende echter, terecht zoals zou blijken, dat dit om praktische redenen niet haalbaar was. Maar afgezien daarvan waren de Spelen van 1900 al aan zijn thuisstad Parijs beloofd en dat liet hij zich niet zomaar ontnemen. Uiteindelijk krijg hij zijn zin en bleef Parijs de volgende locatie. 

 

 

Bain News Service - Pierre de Coubertin, 1915. Bron: Wikimedia Commons / Library of Congress

 

Internationaal Olympisch Comité

In 1898 werd het organiserend comité dat aanvankelijk dus alleen Internationaal Comité heette, omgedoopt tot Internationaal Olympisch Comité (International Olympic Committee) ofwel het IOC. Twee jaar eerder was de nog immer zieke voorzitter Vikelas al door De Coubertin vervangen.

Onderdeel van de wereldtentoonstelling

Dat Parijs in 1900 voor de vijfde keer (na 1855, 1867, 1878 en 1889) het toneel zou zijn van een universele wereldtentoonstelling was al jaren bekend. Dat deze op de drempel van de nieuwe eeuw plaatsvindende tentoonstelling grootser en drukker bezocht zou worden dan ooit te voren, lag in de lijn der verwachting. Toen in 1894 op een congres in Parijs werd besloten de Olympische Spelen weer leven in te blazen, was het dan ook deze wereldtentoonstelling die De Coubertin op het oog had als startpunt voor de moderne spelen.¹

De wereldtentoonstelling zou immers de ruimte en het geld hebben om de spelen te huisvesten. Bovendien was ook dat een evenement waarop medailles werden uitgedeeld. Uitvinders, ontwerpers en fabrikanten konden in tal van categorieën een medaille winnen als hun product werd verkozen tot beste of runner-up in een van toepassing zijnde categorie. Wat dat betreft konden de spelen dus worden gezien als een uitbreiding van het aantal categorieën.

 

 

Maker onbekend - Poster voor de Wereldtentoonstelling 1900 in Parijs. Bron: Wikimedia Commons

 

Er werd echter besloten dat zes jaar te lang wachten was en Griekenland eigenlijk de eer zou moeten hebben. Aldus werd 1896 het startjaar en Athene de plaats van handeling.  

Toen Parijs de spelen voor 1900 definitief kreeg toegewezen, wendde De Coubertin zich in eerste instantie toch tot de Franse overheid voor subsidies en tot particuliere geldschieters. Mogelijk wilde het IOC bij nader inzien liever zelfstandige spelen organiseren. Dat zou echter niet lukken, want de benodigde fondsen werden bij lange na niet opgehaald. Daarom zocht de baron alsnog contact met de organisatie van de wereldtentoonstelling en kwam met hen tot een overeenkomst. Helaas zou blijken dat de opzet van een wereldtentoonstelling botste met een succesvolle organisatie van Olympische Spelen.

De wereldtentoonstelling 1900

De Exposition Universelle van 1900 in Prijs, in het kort ook Expo 1900 genoemd, vond plaats van 15 april tot 12 november. Het motto was de viering van alles wat er in de afgelopen eeuw was bereikt en het promoten van verdere technologische en maatschappelijke ontwikkelingen in de nieuwe eeuw. In een tijd waarin de media nog lang niet was wat die nu is, waren tentoonstellingen dé methode om nieuwe producten en ideeën aan de wereld te tonen. Een van de bekendste en misschien ook meest symbolische vernieuwingen waarmee bezoekers aan deze wereldtentoonstelling letterlijk de 20ste eeuw in werden gekatapulteerd was de Parijse metro die tijdens dit evenement, op 19 juli, werd geopend.

 

 

René Binet - Hoofdingang van de wereldtentoonstelling van Parijs in 1900, 1898. Bron: Wikimedia Commons / Musée de Sens   

 

Meer dan 50 miljoen mensen zouden zich gedurende zeven maanden verdringen bij de paviljoens en uitstallingen van 76.000 exposanten. Alles verspreid over een gebied van 1,12 km² dat centraal was gelegen in Parijs. Tal van prachtige 'paleizen', paviljoens en andere gebouwen werden voor de tentoonstelling gebouwd. Hoogste blikvanger bleef niettemin de Eiffeltoren, die voor de wereldtentoonstelling van 1889 was gebouwd maar was blijven staan.

Het werd inderdaad de grootste, best bezochte en meest succesvolle wereldtentoonstelling tot dan toe. Sterker nog, geen enkele evenement zag ooit zoveel bezoekers door de poorten gaan. De Franse regering verdiende er 7 miljoen frank mee. Een bedrag dat nog steeds als interessant zou gelden en voor 1900 dus gigantisch was.

 

 

Lucien Baylac - Panoramisch overzicht van de Expo 1900, 1900 (Gedigitaliseerde reproductie). Bron Wikimedia Commons / Library of Congress 

De Olympische Spelen als bijnummer

De organisatoren van de wereldtentoonstelling hadden de Olympische Spelen weliswaar toegelaten tot hun programma, maar gaven er niet veel prioriteit aan. Zij hadden weinig benul van de historie achter de Spelen en zagen de sportonderdelen vooral als een leuk extraatje voor de bezoekers die er al waren, niet als een belangwekkende publiekstrekker op zichzelf. En helaas voor het kersverse IOC bepaalden die andere organisatoren wat er gebeurde.

Olympische sfeer werd daardoor het kind van de rekening. Er was geen Olympisch stadion en er vonden geen overkoepelende openings- en sluitingsceremonies plaats. Opmerkelijk genoeg kregen de winnaars van de sportonderdelen geen medailles, ook niet de algemene medailles die bij de wereldtentoonstelling hoorden. In plaats daarvan kregen ze een andere prijs en mochten ze zich beroepen op het behalen van een 'ereplaats'. Her en der zijn foto's te vinden van gouden, zilveren en bronzen medailles die de suggestie wekken te zijn uitgedeeld tijdens de spelen in Parijs, maar dit waren speciale herdenkingsmedailles die men kon kopen in plaats van winnen.

 

 

Zilveren herdenkingsmedaille aan de Olympische Spelen van 1900. Het valt op dat naam Olympische Spelen er niet op voorkomt. Bron: Wikimedia Commons / La vie au grand air, issue no.3, 1900

 

Veel locaties stelden niets voor. Menige sport speelde zich af op het terrein van een lokale sportclub of zelfs op een beschikbaar gesteld veldje ergens op het evenementterrein. Belangrijkste stadion was het Velodroom van Vincennes dat er toch al lag en nu naast het wielrennen ook enkele andere sporten mocht huisvesten. Het Bois de Vincennes, een groot park aan de oostgrens van Parijs, telde tijdens de wereldtentoonstelling als een annex naast de hoofdlocaties in het centrum en huisde meerdere evenementen.

Ondertussen bestond het publiek inderdaad grotendeels uit langs wandelende bezoekers van de expo. Met enige regelmaat werden de sportonderdelen aan hen gepresenteerd onder andere benamingen dan Olympische Spelen. In het officiële verslag van de wereldtentoonstelling heette het Concours internationaux d'exercices physiques et de sport (Internationaal concours van fysieke oefening en sport). Benamingen als Internationale kampioenschappen, Internationale Spelen, Grand Prix de l'Exposition 1900 en Wereldkampioenschap voor amateurs, zijn echter ook gebruikt.

Incidenten waren er ook. Zo was het niet de bedoeling om wedstrijden op zondagen de organiseren, omdat christelijke atleten (veelal uit de Verenigde Staten) er dan niet aan mee konden doen. De organisatie van de wereldtentoonstelling had echter besloten om alle evenementen op zaterdag 14 juli, de Franse feestdag, op te schorten naar een dag later om geen publiek weg te trekken bij het grootste militair defilé dat dan zou plaatsvinden. Hierdoor waren verschillende atleten genoodzaakt af te haken.

Om bijna de hele tentoonstelling door sport in de aanbieding te hebben, werden de Spelen tussen 20 mei en 28 oktober uitgesmeerd zodat er geen onderlinge samenhang was. Al met al was het olympische gehalte zo laag dat veel sporters niet eens wisten dat ze aan de Olympische Spelen deelnamen, wat in Athene beslist anders was geweest.

 

Jules Beau - De olympische voetbalwedstrijden vonden plaats op het middenterrein van het velodroom in Vincennes. Hier spelen Frankrijk en België tegen elkaar op 23 september. Aan de zijkanten van de baan zat wel iets meer meer publiek dan je op basis van deze foto zou denken. Bron: Wikimedia Commons/  Collection Jules Beau. Photographie sportive

 

Per discipline

Omdat er geen overkoepelende organisatie plaatsvond, werden allerlei zaken die normaal gesproken centraal worden geregeld nu per discipline bepaald. Met als gevolg dat het plaatje er bij elke discipline anders uitzag. Dat was name terug te zien aan de prijzen en prijsuitreikingen. Dat er geen medailles waren wilde niet zeggen dat winnaars helemaal geen prijs kregen, maar wat ze kregen en in welke vorm hun prijs kwam, was verschillend per sport en soms zelfs per onderdeel binnen de sport. In hoeverre tweede en derde 'ereplaatsen' ook een prijs kregen is helemaal willekeurig. 

Als prijs kregen winnaars een beker, een beeld dat speciaal voor de gelegenheid was gemaakt of toch een medaille. Ook prijzen in de vormen van luxe voorwerpen als zilveren tabaksdozen, botervloten of haarspelden kwamen rond 1900 nog veel voor en zijn bij deze spelen eveneens wel uitgereikt. Geldprijzen waren er ook, maar in theorie waren die vooral bedoeld voor onderdelen waar professionals aan meededen en tellen deze onderdelen niet als olympisch. Of er niet toch amateursporters met een geldprijs naar huis zijn gegaan valt bij deze warrige spelen echter met geen mogelijkheid zeker te zeggen.     

Verder heeft een aantal disciplines een ceremoniële opening van hun eigen toernooi gehad. waarschijnlijk waren er ook prijsuitreikingen en afsluitende festiviteiten, maar daar zijn geen foto's van terug te vinden. Duidelijk is wel dat het turnen kampioen eigen ceremonies is geweest, met in ieder geval een openingsceremonie en een prijsuitreiking. Tevens was er voor deelnemers aan het turntoernooi onderdak geregeld in het stadion van Vincennes, dat ook voor hen de locatie was. Bij de meest andere disciplines moesten deelnemers hun eigen accommodatie regelen. 

 

 

Jules Beau - Defilé van boogschutters ter ere van het begin van het boogschutterstoernooi tijdens de Olympische Spelen  1900. Dit defilé vond plaats op 27 mei 1900. Dat was slechts een week nadat de Spelen officieel waren begonnen en zal dus toch wat mensen alert hebben gemaakt op het bestaan ervan. Bron: Wikimedia Commons  / Collection Jules Beau. Photographie sportive

 

Schaalvergroting

Ondanks de onverschillige organisatie maakte de spelen een fikse schaalvergroting door in vergelijking met Athene 1896. Zowel het aantal disciplines voor amateursporters als het aantal onderdelen daarbinnen werd fors uitgebreid. Atleten waren afkomstig uit 24 tot 28 landen, minstens tien meer dan in Athene. Afgezien van de wedstrijden voor amateurs stonden er 71 onderdelen speciaal voor scholieren en 92 voor militairen op het programma. Verder was er een onbekend aantal onderdelen voor professionals en kon men bij sommige onderdelen ereplaatsen bemachtigen in speciale klassen voor senioren of junioren. Verschillende disciplines waren aan de curieuze kant omdat allerlei competities binnen het kader van de Olympische Spelen werden geschaald. In totaal zouden meer dan duizend sporters deelnemen, vijf tot zes keer zoveel als in 1896.

 

 

Maker onbekend - Competitie van sportvissers tijdens de Olyhmpische Spelen van 1900 in Parijs. Bron: Wikimedia Commons / La Vie au Grand Air, nr. 101, 19 augustus 1900

 

Vrouwen op de spelen

Pierre de Coubertin vond het niks, vrouwen die aan sport deden. Daarin stond hij niet alleen. Hoewel vrouwensport in de tweede helft van de 19de eeuw sterk was gegroeid, vonden rond 1900 veel mensen het nog steeds onbehoorlijk en onnatuurlijk. 

De rol van de vrouw blijft wat die altijd is geweest: ze is bovenal gezelschap voor de man, de aanstaande moeder van het gezin, en in het licht van die onveranderlijke toekomst dient ze te worden opgevoed.²

De baron schreef dit in 1901, een jaar na de spelen in Parijs dus. Hélène, Charlotte en Margaret hadden hem helaas niet van mening doen veranderen. De belangrijkste rol voor vrouwen in de sport zo schreef hij ook, betrof zorg voor de mannelijke atleet, hun 'zonen' aan te moedigen en van applaus te voorzien. Zo was het in het oude Griekenland immers ook geweest.

Dat laatst was niet waar. Vrouwen mochten inderdaad niet meedoen aan de Olympische Spelen, maar wel aan andere, vergelijkbare spelen en bovendien hadden ze hun eigen sportieve evenement, de zogenaamde Hereia. Ook was het zo dat bij de wagenrennen de trainer van de paarden olympisch kampioen werd en niet de menner. En zo werd Prinses Kyniska van Sparta tot twee keer toe olympisch kampioen, zowel  in 396 als in 392 v. Chr.. Al heeft ze dat niet met eigen ogen mogen aanschouwen.

Verder meenden rond 1900 ook veel mensen dat sporten goed was voor de gezondheid van vrouwen en dat ongezonde bleekneusjes die de hele dag binnenshuis zaten ingesnoerd in hun korset helemaal niet was 'zoals het hoorde'. Wel is het zo dat vrouwensport in Frankrijk sterker werd verafschuwd dan in de meeste andere landen.

 

 

Sophie de Renneville - Illustratie van Kyniska van Sparta terwijl ze zelf haar vierspan ment, 1825. Uit: Mme. De Renneville - Biographie des femmes illustres de Rome, de la Grèce, et du Bas-Empire. 1825.  Bron: Wikimedia Commons / Brooklyn Museum

 

Gelukkig zag de organisatie van de wereldtentoonstelling het anders. Zij organiseerde tenslotte een evenement over vooruitgang en zag dat idee terug in sport voor vrouwen. Maar al te dol moest het ook niet worden, dus werd er uiteindelijk besloten om alleen onderdelen voor vrouwen in te plannen bij tennis en golf. Dit waren twee sporten waarin vrouwen al langere tijd op niveau meededen. Wimbledon bijvoorbeeld, toch niet zo'n heel vooruitstrevende organisatie, had het toernooi al in 1884 geopend voor vrouwen. In Dublin waren ze al sinds 1879 welkom.

In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, waren golf en tennis niet de enige onderdelen waar vrouwen aan deel konden nemen. Een aantal evenementen was namelijk gemengd; vrouwen mochten dan naast mannen meedoen in hetzelfde toernooi. Dat was het geval bij croquet, paardensport en zeilen. In al deze sporten hebben enkele dames ook van de mogelijkheid gebruik gemaakt.

Uiteindelijk was het een zeilster die zich als eerste vrouw in de moderne tijd olympisch kampioen mocht noemen, aangezien het zeiltoernooi al meteen in mei plaatsvond. De eer ging naar de 32-jarige Zwitserse gravin Hélène de Pourtalès, die in 1868 als Helen Barby en als Amerikaanse ter wereld kwam. Op 19-jarige leeftijd was ze al een fervent zeilster die deel uitmaakte van winnende zeilteams. In 1891 werd ze de tweede echtgenote van de Zwitserse graaf Hermann de Pourtalès, een twintig jaar oudere weduwnaar met vier kinderen maar wel ook een fanatieke zeiler. En zo belandde ze in mei 1900 in Parijs bracht met de zeilboot Lérina, waar haar man aan het roer zat terwijl Hélène en neef Bernard de Pourtalés de crew complementeerden. De hechte familiecrew deed mee in de twee wedstrijden voor zeilboten van 1 tot 2 ton. Daarbij wonnen ze de eerste regatta en werden tweede in de de tweede.

Door de vroege programmering van het zeiltoernooi was Hélène de Pourtalès ook de eerste vrouw die meedeed aan de moderne Spelen. Daardoor wil het geval dat de eerste vrouw die ooit meedeed al meteen in haar eerste wedstrijd olympisch kampioen werd.    

 

 

Gravin Hélène de Pourtales, voor 1900. Bron: Timetoast, 10 Significant Olympic Events, https://www.timetoast.com/timelines/10-significant-olympic-events

 

Teamsporten en gemengde teams

Tijdens de organisatie van de Olympische Spelen van 1896 was geprobeerd teamsporten op het programma te zetten, maar is dat uiteindelijk niet gelukt. Sommige teamsporten haalden het programma niet, anderen werden tijdens de spelen afgelast wegens gebrek aan belangstelling. Deze keer lukte het wel en haalden verschillende teamsporten de spelen, zij het doorgaans wel met een beperkt toernooi waar maar een klein aantal teams aan deelnam. Cricket, pelota, polo, rugby, voetbal en waterpolo hadden niettemin de historische primeur de eerste echte teamsporten ooit op de Olympische Spelen te zijn, want bij de oude Grieken kwamen ze nog niet voor.

Hockey en lacrosse stonden ook op het programma maar moesten wel worden afgelast wegens gebrek aan belangstelling. Verder was er een honkbalwedstrijd in Parijs, maar het is niet zeker of die was gepland of dat het uitsluitend een Amerikaanse demonstratie betrof. 

Afgezien van de teamsporten waren er ook disciplines die onderdelen hadden voor teams of koppels. Dat waren er nu veel meer dan in Athene waar uiteindelijk alleen het turnen twee teamonderdelen en bij het tennis een heren dubbel had plaatsgevonden. 

Nu stonden er in zoveel sporten echter teamonderdelen op het programma dat moest worden bepaald hoe de samenstelling van dergelijke teams of koppels mocht zijn. Moesten die persé bestaan uit personen uit hetzelfde land (zoals tegenwoordig) of mochten teamleden ook verschillende nationaliteiten hebben? Er werd besloten teams van gemengde nationaliteit toe te staan. Terecht, want de internationale sportwereld was nog niet klaar om voor alle betreffende onderdelen nationale teams op de been te brengen.     

De gemengde teams zouden in latere jaren wel een pijnpunt worden voor statici. Zij besloten hen een neutrale status te geven en hun resultaten niet mee te tellen bij die van een bepaald land. Ook niet als er in een heel team maar één persoon een afwijkende nationaliteit had.

 

 

Jules Beau - Het Belgische voetbalteam dat in 1900 meedeed aan de Olympische Spelen. Het was een haastig bijeengeraapt studententeam waar ook een Nederlandse en Britse speler in zaten. Daarom telt dit team in de officiële annalen als een mixed team.  Bron: Wikimedia Commons / Bibliothèque nationale de France

 

Olympisch of niet?

Er zijn geen spelen geweest waarbij in latere jaren zoveel te doen is geweest over de vraag welke onderdelen olympisch waren of niet. Een kwestie die feitelijk nog steeds niet volledig is afgehandeld. Een belangrijke slag daarin is echter geslagen door de Amerikaan Bill Mallon (1952), een medicus, wetenschapper en voormalig profgolfer die zich ontwikkelde tot een van de belangrijkste autoriteiten op het gebied van de olympische geschiedenis. In 1997 publiceerde hij The 1900 Olympic Games: Results for All Competitors in Al Events, With Commentary. Hij wist van veel onderdelen tijdens de spelen in Parijs te achterhalen of ze voldeden aan de voorwaarden die werden gesteld aan olympische sporten, zoals de deelname van enkel amateursporters. In 1998 nam het IOC veel van zijn aanbevelingen over, zodat deze nog steeds in hoge mate bepalen welke onderdelen in Parijs er nu wel of niet als olympisch mogen tellen.  

Olympische disciplines en onderdelen

Zoals gezegd was er flink gesleuteld aan de onderdelen in vergelijking met Athene. Het is echter nog altijd onduidelijk welke onderdelen door het IOC zijn aangevoerd en welke door de organisatie van de wereldtentoonstelling. Er werden overigens niet alleen maar disciplines en onderdelen toegevoegd, maar ook geschrapt. Gewichtheffen en worstelen verdwenen helemaal uit het programma. Geen enkele sport werd ongewijzigd gehandhaafd.  

※Atletiek

Zeer slecht waren de condities voor de atleten. Ergens op een bebost veld werd een hobbelige atletiekbaan in elkaar geflanst met de ongebruikelijke lengte van 500 meter. Alle lopers moesten zich daarbij over de boomwortels heen werken, maar voor de horde- en steeplechase lopers waren hordes getimmerd die nog het meest deden denken aan boerderijhekken. Het is niet bekend hoeveel atleten er geblesseerd naar huis gingen.   

Het atletiektoernooi werd wel flink uitgebreid van 12 naar 23 onderdelen. Aan de onderdelen die op herhaling gingen veranderde weinig, behalve dat de hordeloop van 100 naar 110 meter werd aangepast. Geen enkel onderdeel werd geschrapt. Het toernooi zag er nu als volgt uit:

  • Hardlopen: 60m (nieuw), 100m, 200m (nieuw), 400m, 800m, 1500m en de marathon
  • Horden: 110m (aangepast), 200m (nieuw) en 400m (nieuw)
  • Steeple chase: 2500m (nieuw) en 4000m (nieuw)
  • Team (5 teamleden, geen estafette maar op punten): 5000m (nieuw)
  • Hoogspringen: met aanloop en uit stand (nieuw)
  • Verspringen: met aanloop en uit stand (nieuw)
  • Hink-stap-springen: met aanloop en uit stand (nieuw)
  • Polsstokhoogspringen
  • Kogelstoten
  • Discuswerpen
  • Kogelslingeren (nieuw)

 

 

Jules Beau - Rudolph Bauer, de Hongaarse winnaar van het discuswerpen, maakt zich op voor een worp. De knullige accommodatie en het totale gebrek aan ambiance zijn goed zichtbaar op deze foto. De juryleden op de achtergrond staan bovendien gevaarlijk dichtbij. Bron: Wikimedia Commons  / Collection Jules Beau. Photographie sportive

 

Net als in Athene werd het atletiektoernooi gedomineerd door de Amerikanen. Bij 16 van de 23 onderdelen leverden ze de olympisch kampioen, 13 keer werden ze tweede en tien keer derde. Verder behaalde alleen Groot-Brittannië meerdere overwinning, namelijk drie eigen stuks en een met Australië gedeelde eerste plaats in de teamwedstrijd. De overige drie winnaars kwamen uit Canada, Luxemburg en Hongarije.

Net als bij de meeste spelen leverde het atletiektoernooi een paar kampioenen op die een speciale vermelding verdienen.

Alvin Kraenzlein, VS, 4 overwinningen

In tegenstelling tot de organisatoren was student tandheelkunde en succesvol Amerikaans atleet Alvin Kraenzlein (1876-1928) zich wél bewust van de olympische geschiedenis. Zozeer zelfs dat hij in 1900 tijdig naar Groot-Brittannië trok om zich op de spelen voor te bereiden. Het betaalde zich uit: hij won alle vier de onderdelen waar hij aan meedeed, namelijk de 60 meter sprint, de 110 en 200 meter horden en het verspringen.

Hij onderscheidde zich vooral als hordeloper omdat hij op dat gebied ook een belangrijke vernieuwer was. Hij was de eerste die met het voorste been gestrekt over de horden sprong, zoals hordelopers tegenwoordig nog steeds doen.

Het verspringen won hij met enig geluk omdat zijn belangrijkste tegenstrever Myer Prinstein als strenge Christen de finale moest  laten lopen omdat die op een zondag plaatsvond. Tijdens die finale zou Kraenzlein 7,18 meter springen, precies 1 centimeter verder dan Prinstein in de voorronde had gedaan. Dat had hem behalve een extra olympische titel ook bijna een nieuwe vijand voor het leven opgeleverd, ware het niet dat Prinstein nog zou zegevieren bij het hink-stap-springen met aanloop. 

Er wordt vaak gezegd dat Kraenzlein de eerste sporter was die vier zeges behaalde tijdens een bepaalde Olympische Spelen, maar dat klopt niet helemaal. In Athene won de Duitse turner Carl Schumann ook vier keer, maar daar zat wel de hoofdprijs van het worsteltoernooi bij. Kraenzlein is daarmee wel de eerste deelnemer die vier keer won binnen dezelfde discipline.

 

 

Alvin Kraenzlein gaat met gestrekt voorbeen over de horden in Parijs, 1900. Zijn uitdagers liggen ver achter hem. Dat er zo'n groot hek werd gebruikt als horden was niet gebruikelijke voor de tijdsperiode, enkel voor de Olympische Spelen in Parijs. Bron: Wikimedia Commons  / Le Sport universel illustré, 28 juli 1900

 

Ray Ewry, VS, drie overwinningen

Rubberman, zo werd de bijnaam van Raymond Ewry (1873-1937) uit Indiana. De finales van de drie nieuwe springnummers uit stand (tegenwoordig nergens meer courant) vonden ongelukkigerwijs allemaal op dezelfde dag plaats en het was dus onwaarschijnlijk dat één iemand ze allemaal zou winnen. Maar Ewry deed dat gewoon toch, bij het hoogspringen zelfs in een nieuw wereldrecord van 1,655 meter.  

Dat was extra opmerkelijk aangezien hij als vijfjarige polio had gekregen en nog steeds licht hinkte. Met veel oefening en training had hij zich echter uit zijn rolstoel bevrijd, waarna hij zich wist op te werken tot springwonder. Het moge duidelijk zijn dat ook de populariteit van Ewry, ondanks het gebrek aan belangstelling voor de spelen, tot grote hoogte steeg in Parijs. En niet alleen daar. In tegenstelling tot veel andere sporters in Parijs zou hij nog lang meegaan en ook op latere spelen de sprongnummers uit stand, voor zover die op het programma stonden, domineren. Een van de eerste serieus legendarische olympiërs was opgesprongen. 

 

 

Ray Ewry bij het hoogspringen uit stand in Parijs 1900. Bron: Wikimedia Commons / Histoires de Jeux olympiques, Sud Ouest - dossiers du Quotidien, juli 1988, p.42

 

Walter Tewksbury, VS, 2 maal eerste, 3 andere ereplaatsen

Walter Tewksbury (1876 - 1968, vaak foutief John genoemd) studeerde net als zijn belangrijkste concurrent Alvin Kraenzlein tandheelkunde aan de universiteit van Pennsylvania, al was hij in 1900 net afgestudeerd. Toeval? Vermoedelijk niet, want de beroemde Amerikaanse atletiektrainer Mike Murphy had daar waarschijnlijk wel iets mee te maken. Op de atletiekbanen in Parijs zou Tewksbury het niettemin een paar keer afleggen tegen zijn jongere studiegenoot. Bij de 60 meter sprint werd hij tweede en bij de 200 meter horden derde achter Kraenzlein.

Op de 100 meter sprint rende hij nog een officieus wereldrecord in de halve finale, maar een andere landgenoot, Frank Jarvis, deed dat ook en die won uiteindelijk de finale. Tewksbury werd weer tweede

Gelukkig had hij meer ijzers in het vuur. En zo ging hij toch naar huis als tweevoudig olympisch kampioen, namelijk op de 400 meter horden en bij de 200 meter sprint. Dat hij zo goed presteerde op de horden was trouwens opmerkelijk, aangezien hij nauwelijks ervaring had op deze onderdelen. Ondertussen is hij nog steeds de enige deelnemer die vijf keer bij de eerste drie eindigde tijdens dezelfde spelen.

 

 

Walter Tewksbury, waarschijnlijk tijdens zijn studententijd, datum en maker onbekend. Bron: Wikimedia Commons / Archives Upenn

 

Britten op de middellange afstand, samen 4 maal eerste

De enige teamwedstrijd bij het atletiek, de ons onbekende 5000 meter voor teams, kende maar twee deelnemende ploegen van vijf personen: een gemengd Brits/Australisch team en een Frans team. Er was maar één heat waarin alle tien atleten tien rondjes van 500 meter liepen. Punten werden uitgedeeld voor de plek waarop ze finishten, met 1 punt voor de winnaar en 10 voor diegene die het laatst binnenkwam. Het team met de minste punten zou dus winnen.  

Dat werd het Brits/Australische team, hoewel hun Australische teamgenoot geblesseerd moest afhaken en daardoor laatste werd. Het lijkt van weinig waarde met zo weinig deelnemers, maar het team was van hoogstaande kwaliteit. De Britten Alfred Tysoe (800 meter), Charles Bennett (1500 meter in een wereldrecord) en John Rimmer (4000 meter steeple chase) waren allen olympisch kampioen en soms ook tweede of derde op een middellange afstand. Hun maatje Sidney Robinson werd tweede en derde op de steeple chase onderdelen. Stanley Rowley, die het team complementeerde, was behalve enige Australiër ook enige sprinter in het team. Hij werd op alle drie de sprintnummers derde. Bennet en Rimmer zouden ook bij de teamwedstrijd als eersten over de finish gaan.

Men kan zich afvragen waarom de talrijk aanwezig zijnde Amerikanen geen team hadden ingeschreven. Het curieuze geval wil echter dat de Amerikanen goed presteerde op alle atletiekonderdelen, behalve niet op de middellange loopafstanden en bij de steeple chase. Daarmee waren ze op voorhand kansloos tegen de Britten en zelfs tegen de Fransen die ook een paar redelijke tot goede lopers hadden op de betreffende onderdelen. Het was geen toeval, nog steeds hebben Britten een naam hoog te houden op middellange afstanden.

 

 

Alfred Tysoe komt als eerste over de finish bij de finale van de 800 meter. Bron: Wikimedia Commons

 

Michel Théato, Luxemburg, winnaar tweede olympische marathon

Spiridon Louis, de winnaar van de allereerste marathon ooit die in 1896 werd gelopen tijdens de Olympische Spelen van Athene, werd automatisch legendarisch. Over de krankzinnige marathon van de Olympische Spelen van 1904 in St. Louis kan een compleet boek worden geschreven. De tweede olympische marathon die in 1900 in Parijs werd gelopen, weerspiegelde echter de rest van de spelen en was onopvallend en kleurloos. Tenzij dat verhaal over bedrog toch waar is. 

Slechts dertien mannen verzamelden zich aan de start, die er op de foto uitziet als de start van een veldloop ergens in een dorp. Al hadden de heren waarschijnlijk wel al een redelijke tijd op hun naam staan. Uiteindelijk won de Luxemburger Michel Théato (1878 - 1919), die in Parijs werkte als broodbezorger. Een fransman met de achternaam Champion en een Zweed met de achternaam Fast moesten genoegen nemen met de tweede en derde plaats. De juiste achternaam was ook destijds niet afdoende.

Théato was de enige deelnemer die onder de drie uur bleef, zij het met niet meer dan 55 seconden. Zeven deelnemers zouden de finish halen. Na afloop van de race diende een Amerikaanse loper protest in tegen de 'Fransen' Théato en Champion, die een heel stuk zouden hebben afgesneden. Beide heren ontkenden en er was geen bewijs, dus waren de Franse juryleden tevreden. Hoewel Théato en Champion op de een of andere manier veel minder modderig over de finish waren gekomen dan hun tegenstanders.

Lange tijd werd gedacht dat Théato een Fransman was. Hoewel het nu al vele jaren bekend is dat hij de Luxemburgse nationaliteit had, heeft het IOC dat nooit aangepast in de officiële uitslagenlijsten en telt de eerste plaats nog steeds voor Frankrijk. Dat is jammer voor Luxemburg dat verder maar op één andere gouden medaille kan bogen.

 

 

Jules Beau - Start van de marathon bij de Olympische Spelen 1900. Théato (nummer 3) is de lange man in het donkere tenue rechts naast nummer 4. Bron: Wikimedia Commons  / Collection Jules Beau. Photographie sportive

 

※ Boogschieten (nieuw)

Bogen dateren terug tot ver in de prehistorie. In de Griekse oudheid was het aantal boogschutters in legers al zeer talrijk. Wedstijdjes tussen boogschutters zijn waarschijnlijk net zo oud. Toch lijkt boogschieten nooit op het programma van de klassieke Olympische Spelen te hebben gestaan, net als het niet op het programma stond in 1896. In Parijs maakte het echter zijn debuut met uiteindelijk zeven olympische onderdelen. Alle ereplaatsen werden verdeeld onder Franse en Belgische deelnemers. Afgezien van Fransen en Belgen waren er ook zes Nederlandse deelnemers, maar die wisten geen van allen succesvol op een eg te schieten. 

Dit waren echter de deelnemers aan de onderdelen die, in 2021 pas, als olympisch werden aangemerkt. Er vonden echter heel veel meer onderdelen boogschieten plaats voor in totaal wel zo'n vijfduizend boogschieters.

In tegenstelling tot tegenwoordig werden de onderdelen niet bepaald door het type boog en de deelnemers (solo of team), maar door het type doel en de afstand. Daaronder bevonden zich enkele ludieke doelen. De onderdelen en winnaars waren als volgt:

  • Naar het gouden koord, 50 meter, Henri Hérouin (Fr)
  • Naar het gouden koord, 33 meter, Hubert van Innis (Bel)
  • Naar de rozenkrans, 50 meter, Eugène Mougin (Fr)
  • Naar de rozenkrans, 33 meter, Hubert van Innis (Bel)
  • Overall kampioen: Henri Hérouin (Fr) 
  • Op een paal met een eg, Emmanuel Foulon (Bel)
  • Op een paal met een piramide, Émile Grumiaux (Fr)

 

Hubert van Innis, eerste Belgische olympische kampioen 

Met twee eerste, twee tweede en een vierde plaats was Hubert van Innis (1866-1961) uit het Vlaamse Elewijt op afstand de meest succesvolle boogschutter. Hij zou nog vaker toeslaan op Olympische Spelen en is daarom nog steeds de meest succesvolle Belgische olympiër aller tijden alsmede de meest succesvolle olympische boogschutter aller tijden. Opvallend voor de man die ook de eerste Belgische olympisch kampioen uit de geschiedenis is.

 

Deelnemer aan het boogschieten tijdens de Olympische Spelen van 1900 in Parijs, (cropped). Deze foto stonde op de cover van het tijdschrift La Vie Au Grand Air. Bron Wikimedia Commons 

Hubert van Innis, legendarisch boogschutter, maker en datum onbekend. Bron: Wikimedia Commons

※ Cricket (nieuw)

Er hadden ook een Nederlands en een Belgisch cricketteam naar Parijs zullen afreizen, maar dat ging wegens gebrek aan belangstelling niet door. Daardoor mochten de Britten en de Fransen het onderling uitmaken in een finalewedstrijd die werd gehouden op de wielerbaan en twee dagen duurde.

Voor Engeland trad de club Devon and Somerset Wanderers in het strijdperk, wat een rondreizend gezelschap zonder vaste basis was. De Fransen hadden een gelegenheidsteam samengesteld met topspelers uit twee verschillende bonden, op een enkeling na allemaal Britse expats. De Wanderers wonnen evengoed moeiteloos. Vreemd genoeg zijn de Britse expats voor het IOC altijd blijven tellen als een 'Frans' team en krijgt Frankrijk in officiële hedendaagse medailleoverzichten een zilveren medaille bijgeteld voor deze schijnvertoning. 

Cricket was hierna vanwege de lange speelduur nooit meer te zien op de Olympische Spelen. Inmiddels staat het echter op het programma voor de spelen van 2028 in Los Angeles in de variant Twenty20, waarbij een wedstrijd hooguit drie uur duurt.

 

 

De Devon and Somerset Wanderers op 19 augustus 1900 voor aanvang van een finalewedstrijd, maker onbekend. Bron: Wikimedia Commons

 

※ Croquet (nieuw)

Wat tegenwoordig nog louter een tuinspelletje voor kinderen is, was in de 19de eeuw een geliefde sportieve bezigheid voor alle leeftijden en ook expliciet voor beide seksen. Op bijna alle afbeeldingen van croquet uit de 19de eeuw staan vrouwelijke spelers afgebeeld. In Parijs stonden drie verschillende onderdelen op het programma, waar zeven mannen en drie vrouwen zich voor hadden ingeschreven. Erg internationaal was het toernooi niet, want alle deelnemers kwamen uit Frankrijk. Ook, zoals later zou blijken, die ene met de Belgische achternaam.

Meest populair was het enkelspel met één bal dat negen spelers trok. De winnaar heette Gaston Aumoitte. Het enkelspel met twee ballen trok zes spelers en zag de Fransman Chrétien Waydelich zegenvieren. Aumoitte zegevierde samen met Georges Johin ook in het dubbelspel, maar dat had jammerlijk veel te maken met het feit dat ze ook de enige deelnemers waren. Ene Mme Desprès werd de meest succesvolle dame met twee vijfde plaatsen. Niet indrukwekkend, maar ze deed tenminste mee. 

Het zou niet alleen de eerste maar ook de laatste keer zijn dat deze sport op het olympische programma stond.

 

 

Een ongeïdentificeerde croquetspeler slaat een bal tijdens de Olympische Spelen van 1900, terwijl een scheidsrechter nauwkeurig in de gaten houdt of alles volgens de regels loopt, maker onbekend. Bron: Wikimedia Commons 

 

※ Golf (nieuw)

Een golfbaan vinden in de buurt van Parijs was ook in 1900 niet zo moeilijk en dus beleefde deze sport zijn debuut op de Olympische Spelen. Er kwam een toernooi voor heren én een voor dames. Maar niet natuurlijk dat het de vrouwen te zwaar werd gemaakt. De twaalf mannen speelden om 36 holes in 4 rondes van 9 holes, de tien dames waren na één ronde van 9 holes klaar.

Deelnemers in beide toernooien kwamen bijna allemaal uit De Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk. De winnaars kwamen alleen uit de Verenigde Staten. Bij de mannen was het Charles Sands, eigenlijk meer een tennisspeler, die zich de eerste olympische kampioen golf mocht noemen. Al had hij maar één slag minder nodig dan de nummer twee, de Brit Walter Rutherford. Bij het tennistoernooi zou hij er overigens niet veel van bakken.

Opvallender is de in India geboren Margaret Ives Abbott (1878-1955) die bij de dames won met twee slagen minder dan haar runner-up Paula Whittier. Omdat het golftoernooi pas in Oktober plaatsvond als een van de laatste onderdelen, werd Abbott 'maar' de derde vrouwelijke olympische kampioen uit de moderne geschiedenis, maar wel de eerste Amerikaanse. Behalve Amerikaanse deden er ook enkele Franse vrouwen mee, maar die maakten weinig kans aangezien ze allemaal op hoge hakken en in strakke rokken op de baan verschenen. 

In 1899 trok Margaret samen met haar moeder, schrijfster Mary Ives Abbott, voor jaren naar Parijs omdat Mary er een reisgids ging schrijven ter ere van de wereldtentoonstelling. De creatieve Margaret (Peggy) zou er kunst gaan studeren. Beide vrouwen hadden golf geleerd van vooraanstaande Amerikaanse heren die tellen als grondleggers van de Amerikaanse golfsport en Margaret had al een paar wedstrijdjes gewonnen. Dus toen ze in de krant las dat er een internationaal golftoernooi in de buurt was, schreef ze zowel zichzelf als haar moeder in. Moeder Abbott zou nog zevende worden en daarmee een unicum bewerkstelligen: nooit meer zouden een moeder en dochter aan hetzelfde olympische toernooi meedoen.

  

 

Margaret Abbott tijdens het golftoernooi in Parijs  in oktober 1900. Bron: Wikimedia Commons / La Vie au Grand Air magazine Oct. 14, 1900

 

Ongelukkig genoeg behoorde Abbott tot diegene die geen idee had dat ze aan de Olympische Spelen had meegedaan en olympisch kampioen was geworden. Pas in 1984, lang na haar overlijden in 1955, zouden haar kinderen een verrassend bericht krijgen.

Hoewel dit verhaal anders doet vermoeden, zou de golfwereld zich in de 20ste eeuw ontwikkelen als uitermate vrouwonvriendelijk.³ Pas in 2016 zou er in Rio de Janeiro een nieuw olympisch golftoernooi voor vrouwen plaatsvinden. Maar de mannen kwamen ook alleen in 1904 nog aan bod en moesten daarna evengoed wachten tot 2016.

※ Paardensport (nieuw)

Paardensport was ook bij de Grieken al erg populair, al kende de klassieke spelen andere onderdelen dan de moderne. In de oudheid waren vooral de wagenrennen geliefd, met de spectaculaire race voor vierspannen als hoogtepunt. In 1900 was de olympische paardensport onderdeel van de Internationale Paardenshow die in mei en juni tijdens de wereldtentoonstelling werd gehouden. Opvallend detail is dat ruiters met meerdere paarden mee mochten doen, al hebben maar weinigen dat ook gedaan. Van de vele onderdelen die ook hier zijn gehouden werden alleen de volgende vijf olympisch verklaard. 

Het springconcours voor individuele ruiters was het enige onderdeel dat we nog steeds kennen. Met 37 paarden in de race was het in 1900 een van de beter bezette onderdelen van de spelen. De meeste ruiters waren militairen. Winnaar werd de Belgische legerofficier Aimé Haegeman die met zijn paard Benton II de snelste tijd neerzette na een foutloos parcours. De nummer twee kwam overigens ook uit België. Net als Constant van Langhendonck die met Extra-Dry zegevierde bij het verspringen voor paarden. Bij het hoogspringen voor paarden behaalden de Fransman Dominique Gardères op Canéla en de Italiaan Gian Giorgio Trissino op Oreste een gedeelde eerste plaats met 1,85 meter. 

 

 

Dominique Gardères en Canéla  tijdens het hoogspringen voor paarden. Bron: Wikimedia Commons /“La vie au grand air”, page 558, issue no.3, 1900

 

Op het gebied van wagenrennen moest de moderne toeschouwer het doen met een race voor postkoetsen opgetuigd met een vierspan. Deze zou aanvankelijk geen olympische status krijgen, maar werd in 1996 alsnog als zodanig erkend door het IOC. Daarmee komt hij in sommige lijsten wel en in andere niet voor. Als deelnemer telde niet de koetsiers, maar de eigenaars van koets en team. Winnaar werd een team van de Belgische treinmagnaat Georges Nagelmackers. Daarmee was wel duidelijk welk land er rond 1900 toonaangevend was als het over paarden ging. 

Een tweede onderdeel dat ook in 1996 pas erkenning zou krijgen is het zogeheten chevaux de selle (paarden met zadel). Dit combineerde enkele dressuurachtige proeven met twee lage sprongen, waarvoor de deelnemers punten konden verdienen. Er waren 51 inschrijvingen, maar het is niet zeker of die allemaal echt hebben meegedaan. Onder diegenen waarvan een uitslag bekend is, waren drie vrouwen. De Italiaanse circusartieste Elvira Guerra eindige met Libertin op een patente negende plaats en werd de eerste Italiaanse die meedeed aan de Olympische Spelen. Winnaar werd de Fransman Napoléon Murat met zijn paard The General.

 

 

Fotocollage van het chevaux de selle tijdens de Olympische Spelen van 1900. Wie goed kijkt ziet rechts achterin op de bovenste foto het hoedje van een amazone. Winnaar Murat is te zien in de ronde foto. Bron: Wikimedia Commons / Le sport universel illustré n°203

 

※ Pelota (nieuw)

Pelota Vasca ofwel Baskisch pelottespel is een variant van kaatsen die ook iets wegheeft van squash. Teams van twee of meer spelers spelen elkaar een bal toe via een muur, waarbij deze een keer mag stuiten. Er zijn versies waarbij het terugslaan met de blote hand wordt gedaan en versies waarbij een racket wordt gebruikt. Meestal echter wordt een zogeheten cesta gebruikt, een langwerpig, gebogen mandje aan een handschoen. Die kan de bal grote snelheden meegeven. Als er een cesta wordt gebruikt wordt de sport ook wel Jai-Alai  of cesta punta genoemd.

Feitelijk waren er drie onderdelen op de spelen: handpelota , Jai-Alai voor professionals en Jai-Alai voor amateurs. Aanvankelijk kregen ze geen van allen een olympische status, maar in 2004 kreeg het cesta punta voor amateurs deze alsnog. Het handpelota viel af omdat daar ook professionals bij betrokken waren.

Evengoed waren er maar twee teams bij het cesta punta, een Frans en een Spaans. Zij speelden één wedstrijd die weinig verrassend door de Spanjaarden werd gewonnen. Het was de laatste keer dat pelota op het olympische programma stond al was het nog drie keer een demonstratiesport.

 

 

De pelotaspelers tijdens de enige wedstrijd op de Olympische Spelen 1900. Ze spelen kennelijk tegen de muur van een huis aan. Bron: Wikimedia Commons / Le Sport universel illustré, 1900, p.407

 

※ Polo (nieuw)

Polo is een balspel te paard tussen twee teams van ieder vier ruiters. Zij moeten een bal in het doel van de tegenstander zien te slaan met behulp van een mallet, een stick in de vorm van een hamer zoals ook bij croquet wordt gebruikt maar dan groter. Het doel bestaat uit twee palen en en het veld is 200 bij 300 meter. In Nederland wordt deze sport pas sinds 1993 op clubniveau beoefend, maar hij dateert terug tot minstens 900 v. Christus en heeft een rijke geschiedenis. In het Verenigd Koninkrijk is het erg populair en werd en wordt het vaak gespeeld door heren van adel. 

In 1900 namen vijf polo-teams deel aan de spelen; een uit Mexico, een uit Frankrijk, twee gemengde teams met Britse en Amerikaanse spelers en een gemengd team met Britse en Franse spelers. De Franse speler Maurice Raoul Duval had blijkbaar toestemming in twee teams mee te doen. Uiteindelijk zouden de twee Brits/Amerikaanse teams de finale spelen, waarbij de Foxhunters Hurlingham met de overwinning gingen strijken.

De sport zou nog vaker op het olympische programma staan, maar niet meer na 1936.

 

 

Edward Darley - De Amerikaanse olympisch kampioen polo van 1900, Foxhall Parker Keene, poseert met zijn paard Texina en zijn mallet, jaartal onbekend. Wikimedia Commons / Biodiverisity Heritage Library / E.D. Miller - Modern Polo.

 

※ Roeien (nieuw)

Roeien stond op het programma in 1896, maar moest op het laatste moment worden afgelast wegens zeer slechte weersomstandigheden. Daarmee is het geen nieuw gekozen onderdeel, maar wel een dat voor de eerste keer daadwerkelijk plaatsvond. In principe vonden er vier olympische onderdelen plaats, waarvoor uiteraard een stuk Seine was afgezet. Dankzij een incidentrijk toernooi vonden er niettemin vijf finales plaats, die allemaal een momenteel erkende olympisch kampioen opleverde.

Net als bij veel andere disciplines was het roeitoernooi vele male groter dan vier olympische onderdelen doet vermoeden. In deze niet olympische onderdelen deed België nog erg van zich spreken.

Rustig verliep wel de finale van de eenmansboot de Skiff, die werd gewonnen door de Fransman Herrmann Barrelet. Ook de finale van de  acht verliep nog redelijk kalm. Deze werd gewonnen door de Amerikaanse roeiers van de Vesper Boat Club uit Philadelphia. Dat was balen voor de Koninklijke Roeivereniging Club Gent en voor de heren van de overkoepelende studentenroeivereniging Minerva Amsterdam die tweede en derde werden.

 

 

De Amerikaanse acht op de Seine in 1900. Bron: Wikimedia Commons / Sport im Bild

 

De eerste Nederlandse olympische kampioenen

In de Nederlandse acht zaten echter twee zeer straffe roeiers uit Delft die het samen beter zouden doen. François Brandt en Roelof Klein wonnen de twee-met-stuurman, zij het niet zonder ophef. Hun halve finale hadden de mannen namelijk verloren van een Frans team dat een vederlicht jongetje als stuurman had gebruikt. Daarom besloten ze voor de finale de vaste stuurman van Minerva, Herman Brockmann, ook te vervangen door een jongetje. In allerijl werd er een gekozen die door de Franse boten was afgewezen als 'te zwaar'.  Desondanks wonnen Brandt en Klein de finale.

Dankzij het onbekende, maar in ieder geval niet-Nederlandse jongetje schreven latere statici het koppel weg als een 'gemengd internationaal team'. Er is veel gespeculeerd over dit kind, omdat hij wel eens de jongste deelnemer aan de spelen ooit kan zijn geweest, maar dat geldt voor de andere kind-stuurmannen uiteraard ook. Lang werd aangenomen dat het jongetje Frans was, maar tegenwoordig staat zelfs dat op de tocht. In 2016 heeft een onderzoeker ontdekt dat het hier mogelijk om Giorgi Nikoladze gaat, een Georgiër die zou uitgroeien tot wetenschapper en sportpromotor in zijn land.⁴

Uiteindelijk zijn Brandt en Klein lange tijd niet erkend als datgene wat ze echt wel waren: de eerste Nederlandse olympische kampioenen. Om het echt onnavolgbaar te maken heeft het IOC Herman Brockmann als stuurman tijdens de halve finales wél erkend als mede-winnaar. Niet dat het de heren ooit heeft uitgemaakt, want zij behoorden tot diegenen die dachten wereldkampioen te zijn geworden. Op een beeldje dat ze als prijs kregen stond dat ze 'een roeiwedstrijd' hadden gewonnen tijdens de wereldtentoonstelling van Parijs in 1900. 

In 2012 heeft het IOC alsnog besloten de overwinning aan Nederland toe te wijzen.

 

 

Olympisch kampioenen François Brandt en Roelof Klein en hun jonge stuurman in Parijs in 1900. Herkomst foto onbekend. Bron: Wikimedia Commons

 

Twee finales voor de vier-met-stuurman

De tien boten die waren ingeschreven voor de vier-met-stuurman werden verdeeld over drie halve finales, twee wedstrijden met 3 boten en eentje met 4 boten. De bedoeling was dat er vier boten naar de finale zouden gaan: de winnaars van de halve finales plus de nummer twee van de finale met 4 boten. Na afloop van de halve finales dienden twee uitgeschakelde Franse boten protest aan omdat zij een snellere tijd hadden gevaren dan de winnaar van de eerste halve finale. Franse juryleden waren onder de indruk van deze protesten en besloten de twee boten alsnog een plek in de finale te geven.

Onterecht, want tijden komen nu eenmaal mede onder invloed van de wedstrijd tot stand en zeggen niet alles. Zeker niet bij baanroeiwedstrijden waarin deelnemers zich eigenlijk alleen kunnen richten op hun plek in het veld en nauwelijks bezig zijn met tijden. De bemanning van drie rechtmatig geplaatste finaleboten uit Duitsland (2) en Nederland (1) trok zich de gang van zaken dan ook zozeer aan dat ze besloten zich uit de finale terug te trekken. De twee Franse boten en een tweede Duitse boot bleven over voor wat finale A zou worden. Een Frans team uit Roubaix werd aldus olympisch kampioen.

Internationale juryleden en experts vonden echter ook dat het Franse jurybesluit niet op orde was en oefenden druk uit op de organisatie. Dat leidde uiteindelijk tot finale B, waarin de drie teruggetrokken teams alsnog aantraden. Het Duitse team uit Hamburg met drie broers aan boord werd aldus ook olympisch kampioen. De Nederlandse boot, wederom met studenten van Minerva maar met daaronder slechts twee broers, werd tweede. Nog steeds tellen beide finales als olympisch.

 

 

Roeiwedstrijd op de Seine bij de Olympische Spelen van 1900. Er zijn nauwelijks foto's van het roeien overgeleverd. Bron: Wikimedia Commons / Le Sport Universel Illustré, 1900, p.574

 

※ Rugby (nieuw)

Voorlopers van rugby dateren terug tot in de middeleeuwen en het heeft een gedeelde geschiedenis met voetbal. Halverwege de 19de eeuw ontwikkelde de sport die we nu kennen als rugby zich naast voetbal in Groot-Brittannië. Rond 1900 was rugby bezig populair te worden in enkele andere landen waaronder Frankrijk en Duitsland. 

Ieder van deze landen stuurde een afvaardiging naar het 'rugby union' op de spelen. Duitsland stuurde een clubteam uit Frankfurt, Groot-Brittannië een vaag gelegenheidsteam onder de naam Moseley Wanderers en de Fransen een selectie van hun beste spelers. Daar waren wel een Amerikaan en een Haïtiaan bij betrokken, waardoor dit team telt als gemengd.

De wedstrijden vonden plaats in oktober tegen het einde van de spelen, in het velodroom uiteraard. Net als al bij het voetbal was gebeurd, speelden de Fransen tegen de twee andere teams, maar kregen die geen onderlinge match. Het team won beide wedstrijden en werd aldus olympisch kampioen. Haïtiaan Constantin Henriquez werd heirdoor niet alleen de eerste bekende zwarte olympiër, maar ook meteen de eerste zwarte olympisch kampioen.  

 

Rugbywedstrijd tussen Frankrijk in de witte shirts en Duitsland in de gestreepte shirts tijden de Olympische Spelen van 1900. Een gedeelte van de spelers lijkt nog erg jong. Bron: Wikimedia Commons / Revue Sportive Illustrée

Constantin Henriquez tijdens de Spelen van 1900. Bron: Wikimedia Commons

 

※ Schermen

De schermschool stond aan de basis van moderne gymnasia en daarmee aan de basis van de moderne sport. Vandaar dat deze discipline al in Athene op het programma stond en zich nu in een uitbreiding van het aantal onderdelen mocht verheugen: van drie naar zeven. Net als in Athene waren er aparte toernooien voor schermleraren, die wel tellen als olympisch. De degen maakte zijn debuut als wapen en had als enige ook een overkoepelend onderdeel voor amateurs en schermleraren.

Het toernooi werd, expres of niet, gehouden op een veld naast de tentoonstelling voor bestek. In de voorronden werd de winnaar van een partij meer bepaald door stijl dan door gescoorde punten. Daardoor kon het gebeuren dat de verliezer van een wedstrijd doorging naar de volgende ronde en de winnaar niet. Dat roept uiteraard vragen op over het grote aantal Franse winnaars.  

Onderdelen en winnaars waren als volgt:

  • Floret: Émile Coite, Frankrijk
  • Floret voor schermleraren: Lucien Mérignac, Frankrijk
  • Degen: Ramón Fonst, Cuba
  • Degen voor schermleraren: Albert Ayat, Frankrijk
  • Degen voor amateurs en schermleraren: Albert Ayat, Frankrijk
  • Sabel: Georges de la Falaise, Frankrijk
  • Sabel voor schermleraren: Antonio Conte

De sierlijke schermer Ramón Fonst uit Cuba wist toch langs vele Fransen heen te walsen. Daardoor werd hij niet alleen de eerste Cubaanse olympische kampioen, maar zelfs de eerste uit heel Latijns-Amerika. In 1904 zou hij in St. Louis overigens pas echt huishouden met drie gouden medailles.

 

 

Cubaan Ramón Fonst, olympisch kampioen met de degen, in actie in Parijs in 1900. In 1919 verscheen het eerste boek over de gemaskerde Mexicaanse held Zorro die de degen als favoriete wapen heeft. Toeval of toch niet helemaal? Bron: Wikimedia Commons / La Vie au Grand Air, 24 juin 1900

 

※ Schietsport

Aangezien er traditioneel een sterke connectie was tussen militairen en sportbeoefening haalde de schietsport de spelen van 1896 al. Omdat het ook een discipline is met gemakkelijk te organiseren onderdelen, werd dat aantal voor deze spelen flink uitgebreid. Bronnen spreken elkaar tegen over het aantal schietonderdelen op het programma, maar het waren er minstens 24. Uiteindelijk zouden echter maar 9 daarvan een olympische status krijgen. Altijd nog drie meer dan in Athene. Op één na waren het andere onderdelen dan bij de eerste moderne spelen. Alleen het snelvuurpistool over 25 meter ging op herhaling, hoewel hier waarschijnlijk professionals aan mee hebben gedaan.

Olympische onderdelen en winnaars waren:

  • Militair geweer 300 meter staand: Lars Jörgen Madsen, Denemarken
  • Militair geweer 300 meter knielend: Konrad Stäheli, Zwitserland
  • Militair geweer 300 meter liggend: Achille Paroche, Frankrijk
  • Militair geweer 300 meter drie houdingen individueel: Emil Kellenberger, Zwitserland
  • Militair geweer 300 meter drie houdingen team: Zwitserland
  • Militair pistool 50 meter individueel: Karl Röderer, Zwitserland
  • Militair pistool 50 meter team: Zwitserland, met een derde plaats voor het Nederlandse team.
  • Snelvuurpistool 25 meter: Maurice Larrouy, Frankrijk
  • Trap: Roger de Barbarin, Frankrijk

De vele winnaars uit Zwitserland hadden geen van allen een primeur. In 1896 bracht het paard voltige al de eerste Zwitserse olympisch kampioen voort. Ook de Deen had een voorganger uit 1896 aan gewichtheffer Viggo Jensen. Een man die in 1900 opnieuw present was en wel als schutter. Hij zat tevens in het Deense team waar ook Madsen in zat. Samen werden ze vierde bij het onderdeel 'militair geweer 300 meter drie houdingen team'. Kampioen Konrad Stäheli zat in beide Zwitserse teams en werd daardoor drievoudig olympisch kampioen en de meest succesvolle schutter. 

Kwestieus, ook voor 1900, was het niet-olympische jagersonderdeel levende duiven schieten. Het koste 300 duiven het leven en liet een slagveld vol bloed en veren achter. De Belgische winnaar Léon de Lunden kreeg 20.000 Francs toebedeeld, maar besloot ze te delen met de drie andere winnaars van een ereplaats (de derde plaats was een ex aequo). Gelukkig werd op latere Spelen alleen nog geschoten op kleiduiven.

 

 

De schiettent van de Olympische Spelen in Parijs 1900. Er was plek voor heel wat deelnemers. Bron: Wikimedia Commons / La Vie au Grand Air, 19 augustus 1900

 

※ Tennis

Ook tennis had als discipline zijn olympische debuut al mogen maken in 1896, maar alleen met het heren enkel en dubbel. Dat had veel protest opgeleverd, want het kwam niet overeen met wat destijds al gewoon was in de tenniswereld. Het toernooi in 1900 bestond uit alle nog steeds courante onderdelen, m.u.v. het dames dubbel. Maar wel dus het gemengd dubbel, want in de 19de eeuw vond men het idee dat sportende dames dan tenminste werden vergezeld door een man nog het meest acceptabel. Ook Wimbledon kende nog geen damesdubbel, maar wel een gemengd. Bij het vooruitstrevende toernooi in Dublin stond het wel al op het programma.

De wereld van het tennis was in 1900 nog niet zover dat er ook niet-Britten zouden winnen, al waren Franse en Amerikaanse tennissers in opkomst. De Britse top die in 1896 nog geen enkele belangstelling had voor de moderne Olympische Spelen, was nu op volle sterkte uitgerukt.

Toch kwamen alle hoofdprijzen terecht bij slechts twee families. Het mannentoernooi werd namelijk gedomineerd door de broers Laurence en Reginald Doherty en bij de vrouwen was drievoudig Wimbledonwinnares Charlotte Cooper oppermachtig. Samen met Reginald, eveneens drievoudig Wimbledonwinnaar, zou ze bovendien beslag leggen op het gemengd dubbel. Laurence, die pas in 1902 het heilige gras veroverde, was echter de broer die het enkelspel voor heren won. Curieus geval wil dat de Doherty brothers geboren en getogen waren in Wimbledon.

  

 

De broers Doherty op een promotiefoto uit  1900. Ze lijken welhaast een eeneiige tweeling, maar 'Reggie' (links) was drie jaar ouder dan 'Laurie' (rechts). Bron: Wikimedia Commons /  R. F. and H. L. Doherty on lawn tennis, 1903

 

Lang is gedacht dat Charlotte Cooper de eerste vrouwelijke olympisch kampioen was. Hélène de Pourtales is pas recenter ontdekt en er is lang getwijfeld aan haar deelname. Cooper blijft niettemin de eerste olympisch kampioene ooit die een individueel olympisch onderdeel voor vrouwen won en natuurlijk de eerste Britse. Afgezien van al haar overwinningen was ze een opmerkelijke tennisster omdat ze op haar 26ste doof werd en de bal dus niet meer kon horen. Ondanks deze tegenslag wist ze haar tenniscarrière echter te vervolgen alsof er niets was veranderd. Haar geheim was een bovenhandse service in een tijd dat veel vrouwen nog onderhands serveerden, een aanvallende speelstijl en aangepaste kleding zoals schoenen zonder hak. 

De Boheemse tennisster Hedwiga Rosenbaumová, die zowel bij het damesenkel als het gemengd dubbel derde werd, was tegen alle verdrukking in de eerste Tsjechische sporter überhaupt die bij de Spelen in de top drie eindigde. Al zou ze enkele dagen later al gezelschap krijgen van haar landgenoot František Janda-Suk, die tweede werd bij het discuswerpen.

 

 

Charlotte Cooper in 1903. Ze was verplicht een lange rok te dragen, maar hij stopte op de enkels en was zo comfortabel mogelijk. Bron: Wikimedia Commons / Arthur Wallis Myers - Lawn Tennis at Home and Abroad, 1903

 

※ Touwtrekken (nieuw)

Om onbekende redenen zou touwtrekken enige edities op het programma staan van de Olympische Spelen. Erg veel deelnemers trok dat in in 1900 alvast niet, hoewel er slechts zes mannen nodig waren voor het team. Er hadden zich twee teams ingeschreven: een Amerikaans team en een gemengd team van vijf Fransen en een Columbiaan. De Amerikanen moesten echter passen omdat ze drie kogelslingeraars mee hadden gevraagd (op zich verstandig natuurlijk), maar het kogelslingeren tegelijkertijd bleek plaats te vinden.  

Een op het laatste moment bij elkaar geraapt team van drie Zweedse atleten, twee Deense atleten en een toevallig in de buurt zijnde Deense journalist bracht uitkomst. Er kon toch een wedstrijd plaatsvinden en die ging om best of three.  De Scandinavische beren waren echter zo sterk dat het bij twee partijtjes touwtrekken is gebleven.

 

 

Touwtrekwedstrijd tijdens de Olympische Spelen van 1900 in Parijs. Waarschijnlijk is het voorste team het Scandinavische. Bron: Wikimedia Commons / Le Sport universel illustré, 28 juillet 1900

 

※ Turnen

In 1896 stonden er nog zes individuele nummers en twee teamonderdelen op het turnprogramma, waarbij die laatste draaiden om het synchroon uitvoeren van een turnoefening. Ondertussen was de wereld van het turnen echter flink veranderd en waren individuele meerkampen in de mode geraakt. Vandaar dat de Franse organisatie ervoor koos alleen een meerkamp op het programma van de spelen te zetten. Begrijpelijk als je bedenkt dat de betreffende meerkamp uit wel 16 verschillende oefeningen bestond, die door alle 135 deelnemers uitgevoerd moesten worden.

Een ogenschijnlijk beperkt toernooi was dus in feite een zeer uitgebreid toernooi en de overwinning was een van de zwaarst bevochten op deze spelen. Anderhalve maand voor aanvang van dit Concours de gymnastique in het velodroom van Vincennes eind juli, was er dan ook wél een openingsceremonie.

 

 

Openingsceremonie van het Concours de gymnastique bij de Olympische Spelen van 1900. Het grote aantal turners dat er aan deelneemt doet een spektakel vermoeden. Bron: Wikimedia Commons / La Vie au Grand Air, 17 juin 1900, p.528

 

Conform de genoemde mode was de meerkamp niet beperkt tot expliciete turnnummers alleen, maar stonden er ook enkele atletiekonderdelen op het programma plus gewichtheffen. Deelnemers werden dus beslist getest op veelzijdigheid. Bij sommige onderdelen diende men zowel een verplichte als een vrije oefening te volbrengen. Voor ieder onderdeel kon een atleet 20 punten scoren, wat een maximum van 320 punten opleverde. De onderdelen waaruit de meerkamp bestond waren als volgt:

  • Balk, verplicht en vrij.
  • Brug, verplicht en vrij.
  • Ringen, verplicht en vrij.
  • Paard voltige, verplicht en vrij.
  • Vloer, verplicht en vrij.
  • Sprong, alleen verplicht.
  • Gecombineerd hoogspringen. Hierbij moest men een sprong volbrengen over een touw dat op 1,25 meter hoogte was gespannen, met de afsprong al op 1 meter voor het touw.
  • Verspringen, waarbij minstens een afstand van 5 meter nodig was om punten te krijgen.
  • Polsstokhoogspringen, waarbij minstens een sprong van 2.20 nodig was voor punten.
  • Touwklimmen. Het touw was 6 meter hoog.
  • Gewichtheffen. Er was een gewicht van 50 kg dat tien keer boven het hoofd moest worden opgetild. Voor iedere geslaagde lift kreeg men 2 punten.  

Van de 135 deelnemers kwamen er meer dan honderd uit Frankrijk zelf, de rest was verdeeld over zeven nationaliteiten. De Fransen wisten net geen beslag te leggen op de complete top 20, aangezien een Zwitserse turner gedeeld negentiende werd. Winnaar werd Gustave Sandras (1872-1951) die als enige de driehonderd kraakte met 302 punten. Er is verder niets over hem bekend en er is nooit meer iets van hem vernomen in de turnwereld.

 

Fotocollage van enkele momenten tijdens het turntoernooi. De man bovenin de sleutelgatvorm is winnaar Gustave Sandras, met de prijzen die hij heeft gewonnen en een lauwerkrans om zijn hoofd. De man die op de ronde foto over de bok springt is de nummer twee Noël Bas (295 punten). Herkomst collage onbekend. Bron: Wikimedia Commons

 

※ Voetbal (nieuw)

Naast geestverwanten cricket en rugby maakte voetbal alsnog zijn debuut op de spelen, zij het eigenlijk als demonstratiesport. Een Frans team grotendeels voorzien van spelers van de Parijse kampioen Club Français zou tegen vier andere teams spelen.

Het Duitse en Zwitserse team vonden dat niet interessant en lieten verstek gaan. Ook het voor België geselecteerde Racing Club de Bruxelles had bij nader inzien wel iets beters te doen. De Belgische bond wist echter op het laatste moment een studententeam van de Brusselse universiteit samen te stellen. Daarin zaten behalve een paar niet-meer studenten wel een Nederlandse en een Britse speler, zodat dit team de boeken in zou gaan als mixed team

Uiteindelijk werden er dus maar twee wedstrijden gespeeld. In de eerste wedstrijd legde amateurclub Upton Park uit Londen, die Engeland vertegenwoordigde, de Fransen met 4-0 hun wil op. De eerlijkheid gebied wel te zeggen dat de Britten enkele goede spelers van andere clubs hadden meegenomen. Het Belgische gelegenheidsteam ging in de tweede match met 6-2 ten onder tegen Club Français. Aan de overgeslagen wedstrijd tussen de Britten en de Belgen lijkt dan ook weinig verloren.

Om redenen die alleen het IOC begrijpt is dit halfslachtige non-toernooi later alsnog aangemerkt als 'olympisch'. Daarmee is Upton Park F.C. officieel de eerste olympisch kampioen voetbal uit de geschiedenis, dankzij een positief doelsaldo. Zij mochten naar huis met een niet nader omschreven kunstobject. Na 1911 verdwijnt deze club uit de bronnen en is het niet zeker of ze nog bestond. 

    

 

Upton Park F.C. bij het olympische voetbaltoernooi in 1900.  Herkomst foto onbekend. Bron: Wikimedia Commons

 

※ Waterpolo (nieuw)

Het begin van waterpolo als sport is in nevelen gehuld, maar in 1885 verkreeg het officiële erkenning en vervolgens gaat het snel. Toch was het in 1900 nog steeds een erg jonge loot aan de boom, die bijvoorbeeld in Frankrijk zelf nog maar vijf jaar werd beoefend. Toch werd er een stuk van de Seine ingeruimd voor wedstrijden binnen deze sport. Hippe zwembaden zoals wij kennen waren nog ongebruikelijk, dus er werd meestal in open water gespeeld.  

Er bestonden destijds twee reglementen, waarvan er een veel ruwer was dan de andere. In Parijs koos men voor de strengere Engelse regels. Dat was het definitieve einde voor Amerikaanse teams, die gewend waren aan de vrijere regels en van de dure reis naar Europa afzagen.

Het toernooi werd expliciet gespeeld met clubteams i.p.v. nationale teams, maar waarschijnlijk hebben de meeste teams daar wel wat mee gesmokkeld. In de Franse club Libellule de Paris zat in ieder geval een Brit en in een andere club uit Lille een Belgische international. Zeven teams van zes Europese clubs  hadden zich voor het toernooi ingeschreven. Drie teams van twee verschillende clubs kwamen uit het enthousiaste Lille, de andere kwamen uit Parijs, Brussel, Berlijn en Manchester. 

Die laatste, de Osborne Swimming Club, maakte gehakt van al zijn tegenstanders en werd de eerste olympisch kampioen waterpolo. Hun doelsaldo over drie gespeelde wedstrijden was een verbijsterende 29 voor en 3 tegen. Officieel ging de titel echter niet naar Groot-Brittannië, want de club was in het trotse bezit van een op Fiji geboren Nieuw-Zeelander met een Zweedse vader en een Ierse moeder. Lange tijd was dit niet bekend, maar sinds 2014 telt wereldburger Victor Lindberg officieel als eerste Nieuw-Zeelandse olympisch kampioen. 

 

 

Waterpolo op de Seine tijdens de spelen van 1900. De scheidsrechter kijkt vanaf een vlonder toe. Bron: Wikimedia Commons /  “Les Sports illustres”, edition 1905

 

※ Wielersport

Wielrennen was rond 1900 in Frankrijk al een uitermate populaire sport, ook al lag de Tour de France nog vier jaar in het verschiet. In Athene waren de Franse wielrenners oppermachtig geweest. Er stonden dan ook beduidend meer onderdelen op het programma van de Spelen in Parijs dan op die van Athene. Het Velodroom van Vincennes was niet voor niets de belangrijkste locatie van deze Spelen. 

Wielrennen woog zelfs zo zwaar dat de organisatie besloot om naast de spelen ook eigen Grand Prix wedstrijden uit te schrijven in het kader van de wereldtentoonstelling. En dus is het tot op de dag van vandaag van niet duidelijk onder welke vlag welke wedstrijden precies zijn gereden. Minstens vijftien onderdelen hoorden echter vrijwel zeker bij de Olympische Spelen. Helemaal zeker is dat er geen wegwedstrijd is geweest. 

Lange tijd heeft het IOC niet vastgesteld welke van de verreden onderdelen wel of niet mochten tellen als olympisch. Het probleem was dat er veel professionele wielrenners aan de wedstrijden hebben meegedaan en om als olympisch te tellen mogen er alleen amateurs meedoen. Uiteindelijk is daardoor in 1998, op advies van historicus Bill Mallon, de keus gevallen op niet meer dan drie onderdelen, namelijk:

  • De sprint voor amateurs. Deze verliep anders dan tegenwoordig. Er waren brede heats over 1000 meter met zeven of acht deelnemers. Daarna volgden kwart en halve finales met drie deelnemers. Ook de finale was met drie deelnemers maar ging over 2000 meter. Winnaar werd de Fransman Albert Taillandier
  • De 5000 meter puntenkoers met als winnaar de Italiaan Enrico Brusoni.
  • De 25 kilometer gewonnen door de Fransman Louis Bastien.

 

 

De start van de finale sprint voor baanwielrenners tijdens de Olympische Spelen van 1900. V.l.n.r. finalisten Albert Taillandier (Fr, 1), Fernand Sanz (Fr, 2) en John Henri Lake (VS, 3). Bron: Wikimedia Commons / La vie au grand air, no.3 , 1900

 

Uiteindelijk was het niet meetellen van andere onderdelen speciaal jammer voor Nederland dat in die dagen twee geduchte wielrenners had in de vorm van Harrie (Harie) Meijers en Mathieu Cordang. In alle eerlijkheid waren beide heren wel professional. Meijers won samen met de Italiaan Gian Tomaselli het onderdeel tandems en op eigen gelegenheid de sprint voor professionals. Met dat laatste onderdeel schijnt hij 7000 gulden te hebben gewonnen, een astronomisch bedrag voor die jaren. Cordang won een race over 3 kilometer. In deze zomer won hij in Parijs ook het niet langer bestaande onderdeel Bol d'Or. Dat was een typisch Frans baanonderdeel dat bestond uit een uithoudingsrace van 24 uur met gangmaker, in dit geval een zogeheten triplet, een tandem voor drie personen. Dit is echter een van die onderdelen waarvan niet duidelijk is of ze bij de spelen hoorden of bij de Grand Prix.

 

 

Jules Beau - Harrie Meijers in het midden bij de start van zijn finale sprint in Parijs in 1900. Hij wordt geflankeerd door Tom Cooper (l.,2) en Edmond Jacquelin (r.,3). Wikimedia Commons / Gallicia Digital Library

※ Zeilen (nieuw)

Net als het roeien is het zeilen een onderdeel dat in 1896 op het programma stond, maar moest worden afgelast. Nu ging het wel door en was het bovendien veel grootster opgezet dan in Athende. Alle onderdelen stonden bovendien open voor vrouwelijke deelnemers, hoewel er naast Hélène de Pourtalès waarschijnlijk geen vrouwelijke crewleden zijn geweest.  

Er waren twee verschillende toernooien. Het eerste vond in mei plaats op de Seine bij Meulan met tien wedstrijden in vijf gewichtsklassen tussen 0,5 en 10 ton. Ook hier was echter verwarring met andere regatta's die plaatsvonden in het kader van de wereldtentoonstelling. Leuk was wel dat de Seine vol vrolijke zeilboten lag. 

Het tweede toernooi vond begin Augustus plaats in de haven van Le Havre op banen van 22 zeemijl lengte. Dot toernooi was bedoeld voor zwaardere boten. Twee categorieën hebben in principe een olympische status, namelijk een voor zwaardere boten tussen 10 en 20 ton en de open klasse. Later werd een wedstrijd voor jachten van meer dan 20 ton toegevoegd aan de olympische geschiedenis, hoewel die eigenlijk was gevaren binnen het kader van de wereldtentoonstelling. Werd het toernooi op de Seine nog geplaagd door matige weersomstandigheden, in Le Havre konden boten een topsnelheid halen.

Wie de winnaars van de zeilwedstrijden waren is helaas niet in alle gevallen zeker, aangezien bronnen elkaar daarover tegenspreken. Het IOC heeft ook nooit officieel bepaald welke wedstrijden er een olympische status verdienen en welke niet. Duidelijk is wel dat de meeste boten die op ereplaatsen eindigden uit Frankrijk of Groot-Brittannië kwamen. Waarschijnlijk werd de Nederlandse boot Mascotte van stuurman Henri Smulders en crewleden Chris Hooijkaas en Arie van der Velden tweede in de eerste race van de 3 - 10 ton klasse.   

 

 

Zeilwedstrijd op de Seine, mei 1900. Bron: Wikimedia Commons / IOC Museum

 

※ Zwemmen

De Seine was ook het decor voor het zwemtoernooi. Voor de zwemmers betekende dat alles behalve fris water, maar gelukkig mochten ze met de stroom meezwemmen waardoor ze toptijden realiseerden. Veel deelnemers aan het zwemtoernooi kwamen uit de waterpoloteams.

Dat was met name zichtbaar in het onderdeel 200 meter ploegen, waarbij de ploegen bestonden uit de waterpoloteams. Er was overigens geen sprake van een estafette, maar van seriewedstrijden waarbij deelnemers punten kregen voor hun tijd. Hoe slechter de tijd, hoe meer punten. Het waterpoloteam uit Berlijn, Duitsland behaalde op afstand de minste punten en won dit onderdeel.

De organisatie van de wereldtentoonstelling had een paar ongebruikelijke onderdelen bedacht. Baantjes trekken vonden ze blijkbaar maar saai. Zo was er het 200 meter hinderniszwemmen, waarbij de zwemmers  over rijen roeiboeten heen moest klimmen of er onderdoor zwemmen. De Australiër Frederick Lane liet zich er niet door van de wijs brengen en veroverde er na de gewone 200 m vrije slag zijn tweede olympische titel mee. Een ander incourant nummer was het onderwaterzwemmen, waarbij men onder water een zo lang mogelijk afstand moest afleggen zonder boven te komen. Dat won de Fransman Charles de Vendeville, maar alleen omdat de Deen Peder Lykkeberg, die veel langer onder water wist te blijven, in kringetjes had gezwommen in plaats van in een rechte lijn. 

 

 

Hinderniszwemmen tijdens de Olympische Spelen van Parijs in 1900. Blijkbaar zaten er nog mensen in de roeiboot ook. Bron: Wikimedia Commons / La vie au grand air, no.3, 1900

 

Naast Lane leverde het zwemmen nog twee andere dubbelkampioenen op. De Brit John Arthur Jarvis (1872-1963) bijvoorbeeld won de 1000 meter en de 4000 meter vrije slag.  Aangezien hij ook in het winnende waterpoloteam zat werd hij daarmee een van de meest succesvolle deelnemers aan deze spelen. Ook de Duitser Ernst Hoppenberg mocht zich na Parijs tweevoudig olympisch kampioen noemen. Behalve de titel in de teamwedstrijd won hij op eigen gelegenheid de 200 meter rugslag.

Andere olympische onderdelen waren er niet. De opmerkelijke negentienjarige Hongaarse zwemmer Zoltán Halmay, die zonder beenslag zwom, werd de grootste verliezer met twee tweede en een derde plaats. Al die net gemiste kansen brachten hem echter de motivatie om in 1904 helemaal naar St. Louis af te reizen en daar twee gouden medailles te veroveren. In de jaren daarna zouden nog een gouden en diverse medailles van een andere kleur volgen. In 1905 zwom hij bovendien een wereldrecord op de 100 meter vrije slag. Het geeft wel aan dat het zwemtoernooi in Parijs niet als onderbezet hoeft te tellen.

Het zal niemand verbazen dat er op een zwemtoernooi als dit ook Nederlandse zwemmers aanwezig waren. Rugslagspecialisten Johannes Drost uit Rotterdam en Johannes Dirk Bloemen uit Amsterdam voerden een felle strijd om de derde plaats bij de 200 meter rugslag. De eerste ereplaats bij het zwemmen ging uiteindelijk naar de man uit Rotterdam. Een andere Rotterdammer, Herman de By, werd uitgeschakeld in de series van de 200 meter vrije slag. Eduard Meijer uit Amsterdam, werd nog vijfde op de 4 kilometer. 

 

De start van een zwemwedstrijd vanaf een drijvend platform tijdens de Olympische Spelen van 1900. Bron: Wikimedia Commons / Olympic Gallery

Waterpolo en zwemkanon John Jarvis op de Seine in 1900. Bron: Wikimedia Commons / La vie au grand air, no.3, 1900 

 

Niet olympische disciplines

De organisatie van de wereldtentoonstelling wist niet veel van sport, maar had de wedstrijdsmaak wel goed te pakken. Daarom bedachten ze nog een keur aan andere interessante wedstrijden, die een officieel karakter kregen en zijn geassocieerd met de Olympische Spelen. Toch zijn dat geen olympische sporten geworden, want daarvoor zijn disciplines als ballonvaren, boulesbrandbestrijden, duivenracen, kanonschieten, levensredden, vissen en vliegeren niet heel geschikt.

Minder curieus wellicht waren autoracen, motorbootracen en motorracen, maar ook die hebben geen van allen ooit de olympische status behaald. Waarschijnlijk omdat dure motorsport en het ideaal van amateursport moeilijk te verenigingen waren en zijn.  

 

 

De wedstrijd ballonvaren bij de Olympische Spelen van 1900. Bron Wikimedia Commons

 

Fiasco

In het algemeen tellen de Olympische Spelen van 1900 in Parijs als mislukt. De evenementen vonden over een veel te groot uitgespreide periode plaats en vaak was niet eens duidelijk dat ze bij de Olympische Spelen hoorden. Er waren geen overkoepelende ceremonies, geen uniforme medailles en geen olympische diploma's. De meeste toeschouwers en zelfs enkele deelnemers waren gekomen voor de wereldtentoonstelling, maar bij een van de sporten blijven hangen toen ze er toevallig langsliepen. Van een olympische atmosfeer was geen sprake.

Bij verschillende disciplines en onderdelen waren niet bepaald toppers aanwezig, sommige hadden zelfs uitsluitend Franse gelegenheidsdeelnemers. Andere sporten, zoals het wielrennen, hadden vreemd veel professionele deelnemers waardoor er maar weinig nummers mogen tellen als olympisch. Deze problemen zijn jammer voor de atleten binnen een aantal disciplines die wel goed bezet waren, zoals het atletiek, het schermen, het tennis en eigenlijk alle watersportonderdelen. Waarschijnlijk is het maar het beste om per onderdeel te bepalen of de betreffende winnaars ook echt grote kampioenen waren of geluksvogels.

In ieder geval was gebleken dat het een slecht idee was om de Olympische Spelen te combineren met een wereldtentoonstelling. En dus was dat precies wat er in 1904 weer gebeurde, toen de spelen onderdeel werden van de wereldtentoonstelling in St. Louis.

 

 

Officieel affiche van de Olympische Spelen in Parijs 1900. De medaille die er zo prominent op staat afgebeeld is een herdenkingsmedaille voor de wereldtentoonstelling. bron: Wikimedia Commons.

Bronvermelding

Oorspronkelijke bronnen

Foto's van sportfotograaf Jules Beau te vinden op Wikimedia Commons, www.commons.wikimedia.org  

 

Boeken

Bram Brouwer

De onbekende historie van de moderne Olympische Spelen. Hoe De Coubertin de geschiedenis naar zijn hand zette. Rotterdam 2016. 2010 Uitgevers. ISBN: 9789490951344

Luca Caioli & Elvira Giménez

Heldinnen. Vrouwen die sportgeschiedenis schreven. Amsterdam 2021, Thomas Rap. ISBN: 9789400407992, p 62 T/m 66

 

Artikelen

Albert Bloemendaal

De vrouw in sport: een rumoerige geschiedenis. de Sportwereld, nr 60, december 2011

 

Internetartikelen

Historama Rond 1900

Publieksspelen tot 1896 (2020, 23 april), geraadpleegd op 12 maart 2024, https://www.historamarond1900.nl/leven/sport-en-spel/publieksspelen 

Wikipedia

 

 

 

Wikipedia Nederland

Artikelinformatie

Auteur

Redactie Villa Voorheen

Publicatiedatum

28 mei 2024

Categorieën

Hoofdrubriek

Sport en spel

Tijdsperiode

Moderne tijd