Geschiedenis van de potplant tot 1850
Maker onbekend, maar naar voorbeeld van Gerrit Dou - Een meisje met een pot roze anjers in een venster, 18de eeuw. Bron: Wikimedia Commons
Hoe mensen sinds de oudheid planten in potten hielden
Mensen kunnen niet zonder planten in hun directe omgeving. Daar kwamen ze achter nadat ze zich op vaste plaatsen hadden gesetteld in plaats van rond te trekken. Zeker wanneer hun omgeving een meer stedelijk karakter kreeg, begon de afwezigheid van groen te wringen. Er werden oplossingen bedacht voor dit gemis, zoals het aanleggen van tuinen en het plaatsen van planten in potten. Deze potten werden eerst op binnenplaatsen gezet, maar ook al snel binnenshuis. Dat gebeurde niet alleen in het Midden-Oosten en Europa, maar ook in het Verre Oosten. Dat waren nog geen echte kamerplanten zoals wij die kennen, want die kwamen er pas in de 19de eeuw, maar de potplant heeft door de eeuwen heen meer plaatsjes gekregen dan vaak wordt gedacht. Planten die maar al te vaak werden gekoesterd door hun eigenaars bovendien.
Het verschil tussen potplanten en kamerplanten
Er is een duidelijk verschil tussen potplanten en kamerplanten, al gebruiken wij die woorden vaak door elkaar heen. Wat geen wonder is aangezien het verschil niet altijd op het oog te zien is of was. Voor de geschiedenis van potplanten enerzijds en kamerplanten anderzijds is het echter van belang het onderstaande verschil goed in de gaten te houden.
Een potplant is een buitenplant die door mensen om bepaalde redenen in een pot is geplaatst en zowel binnen als buiten kan worden neergezet, afhankelijk van de verzorgingseisen voor de plant in kwestie en de weersomstandigheden.
Een kamerplant is een plant die er speciaal op is gekweekt om binnenshuis te worden gehouden en ook een meerwaarde heeft voor binnenruimtes. Deze plant kan als gevolg daarvan niet langdurig in de buitenlucht overleven.
De kamerplant is halverwege de 19de eeuw pas ontstaan uit een alsmaar groeiende behoefte meer groen binnenshuis te kunnen zetten. Dat kan gemakkelijk tot de misvatting leiden dat mensen daarvoor nauwelijks tot niet planten in potten hadden. Dat klopt niet helemaal. De geschiedenis van de potplant gaat expliciet vooraf aan die van kamerplant.
Edvard Munch - Potplant op de vensterbank, 1881/82. Bron: Wikimedia Commons/ Munch Museum Oslo
De overgang van potplant naar kamerplant verloopt in de 19de eeuw geleidelijk, waarbij het verschil tussen beide niet altijd duidelijk is.
Waarom planten in een pot zetten
Waarom zou je dat eigenlijk doen, een plant in een pot zetten? Daar waren en zijn meerdere redenen voor.
De eerste is om planten neer te kunnen zetten op plaatsen waar ze geen grond hebben om in te wortelen, zoals bijvoorbeeld op betegelde binnenplaatsen en terrassen of binnenshuis. Dat mensen op dergelijke plaatsen toch planten wilden hebben, was waarschijnlijk gewoon het opvrolijken van de plek en het zoveel mogelijk behouden van contact met de natuur . Motieven die wij nog steeds hebben. In vroegere tijden waren sterk en aangenaam ruikende planten echter ook de beste methode om vervelende luchtjes mee te bestrijden of gewoon een prettige geur te verkrijgen.
Een andere belangrijke reden is om planten gemakkelijk te kunnen verplaatsen indien de omstandigheden daar om vragen. Niet winterharde planten kunnen dan bijvoorbeeld 's zomers buiten staan en 's winters binnen.
‣ Buitenshuis
Voor binnenplaatsen waren meer oplossingen mogelijk dan het plaatsten van potplanten alleen, zoals het maken van borders en bloemperken. Soms ook haalden mensen gewoon een paar stenen weg en planten dan iets in de aarde eronder, aangezien ze nog niet gewoon waren zand te storten onder hun bestrating, zoals wij doen. Nog een mogelijkheid was om planten te laten groeien direct naast de binnenplaats zodat ze boven eventuele muurtjes of schuttingen uitgroeiden. Het nadeel van al deze oplossingen was echter dat je de planten dan niet meer kon verplaatsen en dus verschenen er ook potplanten op binnenplaatsen.
Marie Enger - Blik op de binnenhof van Dreilaufergasse 8 (tegenwoordig Lindengasse 44) in Wenen, voor 1940. Bron: Wikimedia Commons
Deze binnenhof heeft alles, bomen die over het hek groeien, potten, bakken en een border.
‣ Binnenshuis
Om ook binnenshuis planten te plaatsen zonder pot was een stuk lastiger, al kwam ook dat wel voor. Niet alle vloeroppervlakte binnenshuis was betegeld of anderszins bedekt. Aangestampte aarde als (gedeeltelijke) vloer was heel normaal, zeker in de oudheid. Vanaf de middeleeuwen wordt dat geleidelijk aan minder, zeker in rijke en stadse huishoudens. Daar staat die enkele plant in huis vrijwel zeker in een pot.
Op het platteland blijft aangestampte aarde nog lang de norm, maar is het in huis vaak te donker om planten te laten groeien. Boeren zullen echter minder behoefte hebben gehad aan groen in huis, aangezien ze volop groen in hun directe omgeving hadden.
‣ Verschillen naar tijd en plaats
Al met al kunnen gebruiken rondom de potplant per gebied, cultuur en tijd nog aardig verschillen. De planten die werden gepot zijn niet overal dezelfde, de gebruikte potten zijn niet hetzelfde. En er zijn ontwikkelingen door de tijd heen, zoals dat de potplant langzaam maar zeker de vensterbank verovert of dat er soorten bijkomen of afvallen.
Dat doet echter niets af aan het feit dat verstedelijking en een toename van steen boven groen, het houden van potplanten steeds verder stimuleerde. Veel steen maar weinig planten, dat vonden mensen nooit prettig. Dat blijkt wel uit het feit dat de potplant al vanaf de vroege oudheid op tal van plekken opdoemt.
Martin Rico - De Paleiswacht, tweede helft 19de eeuw. Bron: Wikimedia Commons
De oudste vermeldingen van potplanten stammen uit het Midden-Oosten. Ze zijn er altijd erg populair gebleven. Deze binnenplaats staat vol potplanten, terwijl deze niet volledig betegeld is. De hof vol te kunnen proppen met zoveel mogelijk verschillende planten lijkt hier de reden om ze ook in potten te zetten.
Potplanten in de oudheid
Het idee om planten in een pot te zetten en dan te cultiveren is zeer oud. Er zijn referenties gevonden aan het bestaan van potplanten bij bijna alle grote culturen in de vroege oudheid. Minder zeker is echter waar deze planten stonden. Op veel plaatsen lijkt het te zijn begonnen met planten in luxueuze, decoratieve potten of andere houders op buitenruimtes van rijke huizen of openbare gebouwen.
De grens tussen binnen en buiten is in deze vroege culturen echter een heel andere dan bij ons. De vroegste beschavingen zaten nog dicht op die van rondtrekkende nomaden en kwamen op in zonnige klimaten. Een belangrijk gedeelte van hun leven gebeurde op buitenterreinen, waar de binnenplaats er slechts een van was. Deze plekken buitenshuis fungeerden als een soort tussengebied waarvandaan het gezinsleven zich door de eeuwen heen steeds meer naar binnen zou verplaatsen. Zij het in koudere streken wat meer en sneller dan in warme.
Daarmee is het niet zo vreemd dat de potplant zijn bestaan waarschijnlijk begon op binnenhoven, galerijen en in tuinen. Al zetten veel vroege potplanters evengoed wel een paar potten binnenshuis. De gekozen planten waren allemaal inheems. Om juist exotische planten in een pot te zetten onder gereguleerde omstandigheden is een flinke stap verder en iets van latere tijden.
Luigi Bazzani - Fruitverkoopster op de binnenplaats van een Pompeïsche villa, 1876. Bron: Wikimedia Commons
De afbeelding is grotendeels zo bedacht door de kunstenaar, maar lijkt historisch toch aardig correct. Voor een zeer luxe Romeinse villa dan.
‣ Het waarschijnlijke begin van de potplant in Egypte
Meestal waren de de Sumeriërs er net wat vroeger bij, maar in dit geval lijkt Egypte toch de plek waar het ooit is begonnen. Planten speelden een belangrijke rol in het leven van de Egyptenaren, die een nauwe band met de natuur voorstonden. Ze symboliseerden belangrijke zaken als het leven, wedergeboorte en eeuwigheid. Binnen dit kader waren Egyptenaren waarschijnlijk de eerste tuiniers.
Al vroeg zetten ze binnen dat kader sierbloemen en vruchtdragende planten in decoratieve houders. Hoe vroeg precies valt echter moeilijk te zeggen en de mening verschillen daarover. Bekend is wel dat ten tijde van het Nieuwe Rijk, ongeveer tussen 1550 en 1070 v. Chr., arrangementen met blauwe en witte lotusbloemen populair waren. Meer dan welke andere plant ook, is de lotusbloem een symbool voor wedergeboorte en erg belangrijk voor Egyptenaren. Niettemin vormden de lotusboeketten de opmaat naar andere luxe bloemboeketten.
Ook is bekend dat koningin Hatsjepsoet (1507 v.Chr.-1458 v.Chr) vanaf 1478 v. Chr. haar eigen olibanum kweekte. De hars daarvan werd gebruikt voor wierook in een van haar tempels. Dit doet vermoeden dat meer Egyptenaren hun eigen olibanum of andere harsen kweekten.
Tangopaso (foto) - Mensen ruiken aan een lotusbloem. Beschilderde kalksteen uit de kapel van generaal Imenyséneb, geschilderd rond 1800 v. Christus. Foto uit 2019. Bron: Wikimedia Commons/ Louvre Museum
Mensen die op deze manier aan een lotus ruiken, komen veel voor op Egyptische afbeeldingen.
‣ Planttentoonstellingen in klassiek China
In China gaan referenties naar potplanten eveneens tot ver in de oudheid terug. Hier telden planten en bloemen als statussymbool, waardoor veel mensen hun best deden er enkele in hun huis, tuin of hofje te zetten. Rond 500 v. Chr. werden er in China al tuintentoonstellingen georganiseerd waarop ook potplanten werden tentoongesteld. Daarmee zijn dit de vroegste bekende planttentoonstellingen uit de geschiedenis.
‣ Op de Griekse zuilengang
Vanaf ongeveer 1000 v. Chr. mochten de Grieken grotere gebouwen graag verheffen met zuilengangen en binnenplaatsen. Ideale plekken om te verlevendigen met wat planten in potten of bakken. Speciaal geliefd hiertoe was de laurier. Dat is een sterk geurende, groenblijvende boom of struik, waarvan de bladeren worden gebruikt als kruid. Bovendien telde de laurier in de klassieke oudheid als symbool voor overwinning. Winnaars kregen immers een lauwerkrans op hun hoofd, gemaakt van laurierbladeren. De planten werden in grote aardewerken potten geplaatst.
‣ De Romeinse villa met patio
Enige eeuwen later hielden de Romeinen de zuilengang en de binnenhof in ere en bouwden ze bovendien ruime villa's met lommerrijke patio's (ommuurde binnenplaatsen, tuinen of hofjes). Meer dan anderen waren de Romeinen de opvolgers van de Egyptische tuiniers. Ook voor hun was de laurier echter een belangrijke plant om in een tuin of pot te plaatsen, maar waarschijnlijk was het Romeinse assortiment ruimer dan het Griekse. Vooral palmen en oleanders worden ook met Romeinse villa's geassocieerd.
Binnenshuis plaatsten ze echter vooral citrusboompjes, die de ruimten lekker deden ruiken. Het is niet mogelijk om aan Romeinse bloempotten te denken zonder aan terracotta te denken, dat door hun als favoriete materiaal werd geïntroduceerd. Het zou die plek nooit meer afstaan.
Lawrence Alma-Tadema - Een oleander, 1882. Bron: Wikimedia Commons
Ook dit is een door de schilder bedachte scene die historisch redelijk correct lijkt. De vrouw zit in het atrium van een Romeinse villa. Dit was de centrale leefruimte in de villa, hoewel sommige echt grote villa's er meer hadden. Ze zit op de rand van het impluvium, een bassin waarin regenwater werd opgevangen. Dat liep via een gat in het plafond via een schuin aflopend dak naar binnen toe weg. Het dak boven de oleander is niet helemaal dicht, waardoor de plant op natuurlijke bewatering kon rekenen.
Potplanten in de middeleeuwen en renaissance
De val van het Romeinse Rijk in 476 betekende ook het einde van de typisch Romeinse villa met zijn patio's, atriums, regenbekkens, tegelvloeren en weelderige planten in luxe potten. Het betekende echter niet het einde van de potplant, niet in Europa en al zeker niet in het Verre Oosten, dat sowieso niet onder invloed stond van de Romeinen.
‣ Europa en de anjelier
In de nieuwe wereld en onder invloed van de Katholieke Kerk werd een heel ander type plant gekozen als potplant. Dat waren anjers en andere planten van hetzelfde geslacht, zoals muurbloemen en kruidnagel. In het Nederlands werden deze meestal anjelier genoemd. Soms werd er ook ander keukenkruid in een pot gehouden.
Het betreft hier opnieuw sterk geurende planten die ook als kruid konden worden gebruikt, maar dan een flink stuk kleiner dan de klassieke laurier of een oleander. Voordeel hiervan was dat de plantjes eenvoudig te houden waren, dat bijna iedereen ze kon betalen en dat je er mogelijk nog iets aan had bij het koken.
Desondanks stelde de potplant in de Europese middeleeuwen en de eeuwen daarna weinig voor. In het overgrote merendeel van de huishoudens, zelfs de rijkere, stond er geen. Dat was geen desinteresse, maar het gevolg van het feit dat huizen niet alleen klein maar ook donker waren. Raampjes waren vaak nog open, zonder afdekking van glas of ander materiaal, en daarom vrij klein of zelfs afwezig. Glas, dat slechts in kleine oppervlakken kon worden geproduceerd, was peperduur. Zo duur dat zelfs de rijken er maar beperkt gebruik van maakten. Daarmee waren huizen te donker voor planten en stonden de enkele potjes met anjelieren doorgaans in een vensterbank aan de buitenkant van het raam, zoals te zien is op de openingsafbeelding.
Jan Brueghel de oudere naar Pieter Brueghel de oudere - Bezoek aan de pachthoeve,± 1597. Bron: Wikimedia Commons/ Kunsthistorisch Museum Wenen
Dit is duidelijk geen huishouden waarin je nog een paar leuke planten in een pot kwijt kunt.
Klik op afbeelding voor vergroting.
Er waren enkele specifieke redenen waarom juist anjerachtigen vanaf de middeleeuwen aantrokken:
- Rode anjers stonden tot ver in de 17de eeuw symbool voor Maria en geschilderd op iconen voor een verloving. Witte anjers symboliseren onschuld en zuiverheid en werden daarom wel gebruikt rondom Jezus als kind.
- Plantjes van dit type staan in sommige middeleeuwse, feodale huurcontracten vermeld als symbolische betaling. Zo mocht een pachter uit het Britse Bedfordshire in 1262 en stuk grond uitbaten voor de prijs van één kruidnagelplant. Ook andere soorten bronnen geven het idee dat de plantjes daadwerkelijk konden fungeren als betaling.
- In vroegere tijden werd wel gedacht dat kruidnagels hielpen om besmetting te voorkomen. Dokters bijvoorbeeld die langs moesten bij mensen met een zeer besmettelijke ziekte als de pest of de pokken, legden dan een kruidnagel onder hun tong. Lang niet iedereen geloofde hierin, maar er zijn dokters geweest die dit deden en de pest overleefden.
Andrea Solari - Madonna van de anjers, 1495. Bron: Wikimedia Commons/ Pinacoteca di Brera
Veel schilderijen uit de middeleeuwen en de vroege renaissance tonen Maria en haar kind met rode en/of witte anjers. Zelden echter staan de anjers in een pot en zo centraal als op dit schilderij. De schilder zal de bloempot waarheidsgetrouw hebben nageschilderd van een bestaande pot, want waarom zou hij dat niet doen.
Het schilderij is overigens expliciet bedoeld als variatie op de Madonna van de anjer van Leonardo da Vinci uit 1478-80. Solari was een erkend bewonderaar en volger van de grootmeester. De bloempot is niettemin zijn idee en komt bij Da Vinci niet voor.
‣ Miniatuurteelt in het Verre Oosten
In China is een pen een pot of bak, meestal in de vorm van een ondiepe schaal met voet. Al sinds de prehistorie maakten dergelijke schalen en bakken onderdeel uit van het Chinese serviesgoed. In de eerste eeuw na Chr. begonnen taoïsten er een interessante traditie mee: ze bouwden er een miniatuurlandschap in als hulpmiddel bij hun meditatie. Het betrof hier nog een impressie van landschappen met behulp van stenen en andere materialen, zonder planten.
De bezigheid beviel echter goed, want de taoïsten bleven er eeuwenlang mee doorgaan en waren volgens sommige legendes in de de 3de en 4de eeuw in staat grote landschappen herkenbaar terug te brengen tot miniformaat in een bak. Dat zou leiden tot een heel eigen oosterse vormen van de potplant, eentje die de geschiedenis grotendeels zou overleven.
- Penzai in China
De oudste serieuze schriftelijke beschrijvingen van de miniatuurlandschappen stammen uit de tijd van de Tang-dynastie die tussen 618 en 907 regeerde. Tegen die tijd werd de traditie punsai genoemd en verschenen de eerste miniatuurboompjes in de bakken. Een muurschildering uit 706 is hier de oudste afbeelding van. Hierna werd, mede ook door de opkomst van het zenboeddhisme (chàn-boeddhisme in het Chinees), het manipuleren van boompjes tot miniatuurversies steeds populairder.
Zo ontstond het penjing (landschap in bak) of penzai (plant in bak) waarbinnen door manipulatie klein gehouden boompjes en andere planten een steeds grotere rol speelden. Penzai kon variëren van een miniatuurboom in een mooie pot tot een grootschalig landschap van planten, water en stenen uitgestald op een blad.
De oudst bekende afbeelding van penzai op een muurschildering in het Qianling-mausoleum waar heersers uit de Tangdynastie van het huis Li zijn begraven, 706. Bron: Wikimedia Commons
- Bonsai in Japan
Het moge duidelijk zijn dat penzai de voorloper is van het nog immer populaire Japanse bonsai. Bonsai is hoe in het Japans het woord penzai klinkt, al is dit woord pas in de 19de eeuw gemeengoed geworden.
In wat in Europa de vroege middeleeuwen waren, werd de invloed van China in Japan steeds groter. Uit schriftelijke bronnen en afbeeldingen blijkt dat in de 6de en 7de eeuw de waardering voor penjing groot was en ook in Japan geliefd werd. Tevens groeide het geloof dat boompjes het best tot hun recht komen na groeimanipulatie. Niettemin werden er lange tijd alleen maar stukken uit China geïmporteerd en maakten de Japanners niets zelf.
In de 11de eeuw verspreidde het zenboeddhisme zich echter ook in Japan en leerden een kleine groep van ambtenaren en monniken zelf landschappen te bouwen. Vanaf de 13de eeuw ze daarbij een eigen weg in, meer gericht op de wereldbeschouwing en schoonheidsleer die binnen hun eigen cultuur gebruikelijk was. Vanaf de 14de eeuw verkozen ze daardoor een soberder uitwerking dan de Chinezen; ze lieten de landschappen los en concentreerden zich voortaan op de miniatuurteelt van een enkele boom in een eenvoudige, diepe pot. Dat werd hachi no ki genoemd. In de eeuwen die volgden zou de teelt van miniatuurbomen geleidelijk aan tot steeds meer lagen van de bevolking doordringen.
Maker onbekend - Japanse afbeelding uit de 14de eeuw, waarop enkele als monniken ogende mannen zich bezig houden met hachi no ki, later bekend als bonsai. Bron: Wikimedia Commons/ Het Japanse tijdschrift Shinchō-sha, Juli 2003
- Hon non bo in Vietnam
Minder bekend is dat ook in Vietnam een eigen versie van miniatuurteelt werd ontwikkeld. Deze heet officeel hòn non bộ, wat eiland-berg-panorama betekent. Het betreft hier miniatuurlandschappen die van alle kanten zijn te bekijken. Doorgaans stonden er ook miniatuurplanten en -boompjes in. Deze teelt is voor het eerst gedocumenteerd in Vietnam nadat het land in 939 zelfstandig was geworden van China. Mensen uit alle lagen van de bevolking deden eraan mee.
Vietnam zou een roerige geschiedenis kennen, waardoor veel hon non bo stukken werden vernield. Net zo vaak werden ze later echter ook weer opgebouwd en de traditie wist te overleven. In meer recente tijden zou ook de teelt van miniatuurplanten zonder omringend landschap populair worden.
Exoten naar Europa in de vroegmoderne tijd
Terwijl het merendeel van de Europeanen in de 15de, 16de en 17de eeuw nog steeds anjelieren in potjes zetten, werd de weg ingeslagen naar een belangrijke verandering. In de loop van deze eeuwen vertrekken steeds meer handelskaravanen vanuit Italiaanse steden naar Azië en koopvaardijschepen uit Italië, Antwerpen en Amsterdam geraken steeds verder weg. De Portugezen en Spanjaarden varen vanaf de late 15d eeuw zelfs uit om de wijde wereld te ontdekken, in kaart te brengen en te kolonialiseren. Vanaf de late 16de eeuw volgen andere Europese naties hun daarin, zoals de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Groot-Brittannië.
Frans van Mieris de oudere - De boerenmaaltijd, 1650-55. Bron: Wikimedia Commons/ Uffizi Gallery
De bloempot rechts is gewoon een terracotta pot met anjelier.
De exotische gewassen trekken aanvankelijk vooral de aandacht van scheepsartsen. Zij hopen begrijpelijkerwijs geneeskundige kruiden en andere middelen tussen de uitheemse planten te vinden. Iets dat af en toe inderdaad lukte. Ook thuis zijn het grotendeels medici en apothekers die de interesse delen.
Rond 1700 gaan exotische gewassen echter steeds meer fungeren als statussymbool, waardoor de prijs ervan rap stijgt. Iets dat hand in hand gaat met de opkomst van de oranjerie. Daardoor krijgen ook handelaren aandacht voor exotische gewassen. De rest van de eeuw worden deze nog voornamelijk verzameld door de scheepsbemanning, maar vanaf ongeveer 1800 reizen er steeds vaker botanisten met ontdekkingsreizigers mee. Zij werden gefinancierd door botanische tuinen en de eerste kwekerijen.
Daarmee zijn exotische planten niet meteen grootschalig binnenshuis terug te vinden als potplant. Dit in tegenstelling tot bloemen in vazen die bijzonder populair waren. Nederlandse genreschilderijen uit de 17de eeuw tonen slechts bij hoge uitzondering een verdwaalde bloempot, met daarin nog steeds anjers of kruidenstruikjes. Prachtige vazen vol kleurige bloemen vormen echter zo'n geliefd hoofdonderwerp dat sommige schilders niets anders maakten.
Ambrosius Bosschaert - Boeket bloemen in een glazen vaas, 1621. Bron: Wikimedia Commons/ National Gallery of Art (Washington)
Schilder en kunsthandelaar Bosschaert (1573-1621) was zo'n in bloemboeketten en stillevens met bloemen gespecialiseerde schilder. In tegenstelling tot wat wel eens wordt gedacht, werd dit niet gezien als een onderwerp voor vrouwelijke schilders alleen. Deze schilderijen verkochten goed en er waren dus heel wat mannen die eveneens boeketten schilderden. Met zijn gedetailleerdheid en prachtige kleurgebruik laat Bosschaert zien dat hij er ook echt wel aanleg voor had.
Exotische plantenteelt in Europa na 1650
In de loop van de 17de en 18de eeuw voerden ontdekkingsreizigers en botanisten naar schatting 5000 exotische planten Europa binnen. Dat er mensen deze planten zelf wilden gaan houden en telen, was te verwachten.
De eersten die zich daarvoor interesseerden waren botanische tuinen en Britse en Franse aristocraten. Ook plantenteelt begon als iets dat ofwel geleerd ofwel chique was. Geen wonder aangezien er de nodige investeringen bij kwamen kijken. De meeste exotische planten gedijen alleen in een warm klimaat en dat is in Noord-Europa ver te zoeken. Zeker in de 16de eeuw toen het continent nog te maken had met periodes van extreme koude, ook wel bekend als de Kleine IJstijd. Dat vroeg om speciale maatregelen. Want hoe die planten dan toch goed gehouden?
‣ Potten in oranjerieën
De planten binnen zetten, indien nodig met de kachel aan, zo bleek het antwoord op die vraag te luiden. Maar daar waren kassen voor nodig of oranjerieën en die waren zelfs zonder enorme stookkosten al peperduur om te laten bouwen. Voldoende licht was net zo hard nodig als warmte en daardoor moest er veel glas in zo'n gebouw. Glas was echter nog steeds duur.
Vandaar waarschijnlijk dat de oranjerie zijn bestaan begon in Zuid-Europa. Daar konden de planten in de zomer buiten staan en hoefden ze alleen 's winters naar binnen. Binnen dat kader was het wel handig deze planten in potten te zetten, eventueel voorzien van een plateau op wieltjes. Toen in latere jaren de oranjerie ook in Noord-Europa aansloeg, bleven de planten er nog een tijd in potten staan, hoewel deze planten nooit naar buiten zouden kunnen. Daarmee had de potplant echter een geheel nieuw type standplaats gekregen, namelijk eentje die speciaal voor hem was gemaakt.
Wolf Helmhardt von Hohberg - Wintertuin, 1695. Bron: Wikimedia Commons/ Deutsche Fotothek
De afbeelding is afkomstig uit het 6de deel van een Duitse boekenserie die gericht was op alles betreffende het 'adellijke land- en veldleven'. Deel 6 had als onderwerp de bloementuin. Het toont een typische oranjerie voor die tijd: langwerpig van vorm en met alle planten in een pot of bak.
‣ Potten binnenshuis
De eerste exotische planten die binnenshuis opdoken waren vetplanten. Deze waren en zijn minder moeilijk in andere klimaten te houden. Geliefd waren met name aloë's, die voorkomen in delen van Afrika en naburige streken als Madegaskar.
De meeste huishoudens gaven nog steeds de voorkeur aan bloemen, al verschenen die wat vaker in een pot dan voorheen. Vandaar wellicht dat we in het Nederlands nog steeds spreken van een bloempot in plaats van een plantpot. Binnen dat kader was de bloembol, eveneens een exotisch gewas, in opkomst. Deze werden ook veel in potten geplaatst, zoals nog steeds wel gebeurd met bollen. Vooral de hyacinth zou goed aarden in potten.
‣ Medicinale planten
Wat vaak over het hoofd wordt gezien in de geschiedenis van de huisplant is de groeiende belangstelling voor het zelf kweken van kruiden en medicinale planten door artsen en apothekers in de 17de en 18de eeuw (voor zover beiden niet een en dezelfde persoon waren). De groep dus die als eerste interesse had voor exotische planten. Vooral apothekers kregen hierdoor ook belangstelling voor het telen van siergewassen. In menige plaats was de apotheker daardoor te herkennen aan de bloembollen in zijn raam.
Valentine Cameron Prinsep - Mariana, plaat 15 van The graphic gallery of Shakespeare's heroines, 1896. Bron: Wikimedia Commons
Mariana is een karakter in Shakespeares toneelstuk Measure for Measure uit 1604. De tulp is in 1562 vanuit Antwerpen in Europa geïntroduceerd en is afkomstig uit Turkije. De bloempot met de tulpen kan dus kloppen met de tijd.
Vernieuwingen in de 18de eeuw
Na 1700 neemt het aantal planten in huis toe onder invloed van enkele vernieuwingen die het zowel aantrekkelijker als beter mogelijk maken om planten in huis te zetten. De weg naar de kamerplant is ingeslagen, zij het nog niet heel voortvarend. De verbeteringen uit de 18de eeuw waren nodig om de weg vrij te maken voor de echte opkomst van kamerplanten in de 19de eeuw.
‣ Ramen werden groter
In de loop van de 17de eeuw was de productie van glas eigenlijk al verbeterd. Vooral in de Republiek, waar het produceren van wat grotere glazen panelen gepaard ging met de ontwikkeling van betere stopverf, kregen de huizen meer en grotere ramen. Amsterdam werd zelfs bekend om zijn vensters. Een paneel van 40 bij 25 centimeter, de afmeting van een fiks boek, was niettemin het grootst mogelijke vlak. Dit was echter nog steeds peperduur en dus nauwelijks gebruikt.
Vandaar dat ramen in huizen voor 1800 vaak bestonden uit afzonderlijke kleine stukken glas die in een raamwerk van lood werden gevat. In de Republiek werden die soms in een ruitvorm geplaatst, waardoor bij ons het woord 'ruit' synoniem werd voor 'raam'. Meestal zaten de ramen wat hoger in de muur en hadden ze geen vensterbank of de vensterbank zat tussen het raam en de luiken aan de buitenkant.
Pieter de Hooch - Interieur met een jonge vrouw die haar dienstmeid geld geeft, 1670. Bron: Wikimedia Commons/ Los Angeles County Museum of Art
Typisch 17de-eeuws Nederlands raam. Op het openstaande gedeelte is het loodwerk goed te zien. Vreemd is wel dat er een boomtak door het raam rechtsboven groeit.
In de begin van de 18de eeuw kwam er opnieuw schot in de productie van glas. Het echt grote raam uit één stuk was nog lang niet in zicht, maar de panelen die men kon maken werden groter. Ondertussen raakte de verbeterde stopverf wijder verspreid. Dit alles maakte grotere ramen mogelijk, niet alleen in dure landhuizen, maar ook in stadswoningen. De meeste ramen veranderden op het oog echter weinig en bleven een samenstel van kleinere glaspanelen.
John Johnston - Portret van James Cutler, 1791. Bron: Wikimedia Commons/ Springfield Museums (Massachusetts)
Het moderne raam aan het einde van de 18de eeuw: wat grotere panelen, een ruime vensterbank en luiken aan de binnenkant.
James Cutler (1767-1799) was trouwens een telg uit een succesvolle handelaarsfamilie uit Boston. Vandaar dat het grootboek onder zijn arm ligt en de haven van Boston door het raam zichtbaar is.
‣ Er kwamen meer kwekers en telers
Het was verre van bonsai, maar Europeaanse telers probeerden steeds meer planten, met name bolgewassen, te dwingen om buiten hun normale seizoen te bloeien. Dat maakte deze bloeiende planten interessanter om in huis te zetten. De mensen waren immers gewend dat potplanten bloemen hadden.
In de loop van de 18de eeuw kwam ook plantveredeling, waar men al eind 17de eeuw mee was begonnen, steeds vaker voor. Door zorgvuldige selectie probeerde men allerlei gewassen te verbeteren. Gewone kwekerijen schoten eveneens als paddenstoelen uit de grond. Dit alles aangezwengeld door nog een fenomeen in opkomst, namelijk de tuin.
‣ Er kwamen mooiere potten
In de 18de eeuw kwam in Europa de productie van keramiek op grote schaal op gang. Een van de nieuwe producten die de aardewerkfabrieken voortbrachten was de decoratieve bloempot voor binnenshuis. Vaak werd deze ook cachepot genoemd, naar het Franse woord voor bloempot. Het hielp alweer wat mensen over de drempel qua huisplant, dat ze andere potten konden kiezen dan die eeuwige, basale terracotta pot. Er werden zelfs steeds vaker bloementafeltjes in salons gezet. Maar een revolutie was ook dit bepaald niet: op 18de-eeuwse genreschilderijen komen deze bloempotten nauwelijks voor.
Marie-Victoire Lemoine - Portret van een meisje dat een bloempot vasthoudt, Laatste kwart 18de eeuw. Bron: Wikimedia Commons
De bloempot op dit portret is wat luxer dan een terracotta pot. Hij lijkt eerder gemaakt van brons of messing dan van aardewerk. Er staat echter nog steeds een anjelier in deze pot. Het meisje, dat haar plantje zo liefdevol vastklemt, is een uitzondering in de 18de-eewse schilderkunst. Kinderen klemmen vaak een geliefd voorwerp vast, maar dat is eigenlijk nooit een bloempot. In de 19de eeuw komt dat iets vaker voor.
Van potplant naar kamerplant in de 19de eeuw
De eerste decennia van de 19de eeuw gingen verloren door de napoleontische oorlog waardoor er weinig veranderde. Gedurende de jaren '30 en '40 zetten de veranderingen echter door. Mede door de opkomst van oranjerieën en serres kregen mensen door heel Europa en in de VS meer belangstelling om planten in huis te zetten. Dat betrof wel grotendeels mensen uit de elite, want ook de kamerplant begon zijn bestaan als statussymbool.
De omstandigheden in huizen, zelfs veel grote welgestelde huizen, waren echter nog steeds ongunstig voor planten. Ramen lieten, ondanks de verbeteringen, te weinig licht door en door het stoken van kolen of andere brandstof was het op veel plekken in huis te koud en konden er schadelijke dampen hangen. Om toch meer groen in huis te hebben, koos men daarom sterke bladerplanten die tegen de omstandigheden bestand waren. Gelukkig bleken die goed te passen bij de Victoriaanse inrichtingsstijl die op dat moment in opkomst was.
Nieuwe topfavoriet was de varen, die niet veel licht nodig heeft. Deze werd overigens niet altijd in een pot gezet, maar ook wel in een soort van minikas. Andere planten die voorzichtig de woonkamers veroverden waren palmen, aspidistra, yucca, hedera en mopskruid.
Karl Bryullov - Gravin Saltykova, 1841. Bron: Wikimedia Commons/ Russian Museum
De gravin heeft een opmerkelijk grote liefde voor robuuste bladerplanten, maar toont tevens hoe exclusief ze nog zijn. Het tijgervel, de pauwenstaart en de weelderige jurk zijn in de 19de eeuw expliciete symbolen van rijkdom en het is duidelijk dat de plantenverzameling, met op de achtergrond een complete boom in een pot, in dezelfde categorie valt. Dat we onze ogen toch maar moeilijk los kunnen rukken van deze adellijke borstklopperij is de schuld van schilder Bryullov.
Ondertussen betraden ook nieuwe bloeiende planten het huiselijke domein. De begonia bijvoorbeeld, goedkoop en makkelijk te onderhouden, nam zijn vertrouwde plek op de vensterbank in om die nooit meer af te staan. In 1818 was er bovendien een nieuwe publiekslieveling in Europa geïntroduceerd in de vorm van de orchidee. Ook andere bloeiende planten als primula's, bromelia's, cineraria's, fuchsia's, clivia's en cyclamen vonden hun weg naar de woon- en eetkamers.
Daarmee ontstaat de echte kamerplant die zich onderscheidt van andere potplanten doordat hij speciaal is geteeld om binnen te staan. Dat is de laatste fase van de ontwikkeling die potplanten door de eeuwen ondergingen:
In potten op binnenplaatsen gezet / in potten binnenshuis gezet waar mogelijk (er wordt rekening gehouden met de situatie) / onder geconditioneerde omstandigheden binnen gezet, bijvoorbeeld in oranjerieën (de situatie is aan de planten aangepast) / gekweekt om binnen te staan (de planten zijn aan de situatie aangepast).
In de tweede helft van de 19de eeuw neemt de kamerplant een vlucht, maar dat is een geschiedenis op zich.
Hoe het verder ging met de potplant na 1850
Het schilderij hierboven laat al zien dat de opkomst van de kamerplant niet wilde zeggen dat het afgelopen was met de potplant. Het was meer zo dat de potplant zich weer terug verplaatste naar de plek waar hij ooit begon: buitengebieden. In tuinen en op balkons zijn ze nog ruimschoots terug te vinden en ook, natuurlijk, op binnenhoven daar waar die nog bestaan.
Daarmee werd het plaatsen van potplanten opnieuw afhankelijk van de weersomstandigheden. In warme landen staan er meer buiten dan in koude landen en in koude landen staan ze vooral 's zomers buiten.
Manuel Garcia y Rodrígez - Eerste atrium van het St. Paula klooster in Sevilla, 1920-25. Bron: Wikimedia Commons/ Carmen Thyssen Museum (Málaga)
De potplant zit hier bepaald niet in de verdomhoek.
Verder lezen
Artikel op Historama Rond 1900
Geschiedenis van Floraliaverenigingen in de 19de eeuw
Beschaving door kamerplant in Nederland
Bronvermelding
Artikelen
Els van Benthem & Nicole van der Werf
Potplanten en hun geschiedenis In: I. Stroucken red. - Geschiedenis van de kamerplant, Volkscultuur, tijdschrift over tradities en tijdsverschijnselen, jaargang 8 Nr. 1, Utrecht 1991
Jocelyn Krusemeijer, Mirjam van Kuijk, Sylvia Moerland en Nellie van Vulpen
Tussen opvoeding en liefhebberij. De ontwikkeling van de kamerplantcultuur in Nederland (1850-1940). In: I. Stroucken red. - Geschiedenis van de kamerplant, Volkscultuur, tijdschrift over tradities en tijdsverschijnselen, jaargang 8 Nr. 1, Utrecht 1991
Internetartikelen
Wikipedia Engelstalig
- Houseplant (2025, 10 november), geraadpleegd op 11 november 2025, https://en.wikipedia.org/wiki/Houseplant
- Hòn non bộ (2025, 9 juli), geraadpleegd op 12 november 2025, https://en.wikipedia.org/wiki/H%C3%B2n_non_b%E1%BB%99
- Gilliflower (2025, 12 oktober), geraadpleegd op 12 november 2025, https://en.wikipedia.org/wiki/Gilliflower
Wikipedia Nederlandstalig
- Laurier (2025, 7 mei), geraadpleegd op 11 november 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Laurier
- Atrium (bouwkunde) (2025, 5 januari), geraadpleegd op 11 november 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Atrium_(bouwkunde)
- Penjing (2025, 25 mei), geraadpleegd op 12 november 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Penjing
- Bonsai (2025, 3 november), geraadpleegd op 12 november 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Bonsai
- Anjer (2024, 19 oktober), geraadpleegd op 12 november 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Anjer
- Aloë (2024, 26 november), geraadpleegd op 12 november 2025
Artikelinformatie
Auteur
Anne-Claire Verham
Publicatiedatum
17 november 2025
Categorieën
Hoofdrubriek
Tijdsperiode