Gymnastiek voor kinderen tot 1800

 

Geschiedenis van lichamelijke opvoeding

Een gezonde geest zit in een gezond lichaam en dat geldt ook voor de geest van kinderen. Die conclusie trokken de Grieken al in de oudheid en binnen dat kader maakten zij gymnastiek tot een wezenlijk onderdeel van de opvoeding van jongens. In latere jaren gingen Romeinen en christelijke geestelijken het anders zien en raakte het idee van fysieke inspanning zonder noodzaak in de verdomhoek. In de vroegmoderne tijd begon het tij weer voorzichtig te keren. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw meenden steeds meer filosofen, medici en pedagogen dat gymnastiek terug moest op de opvoedkundige agenda. De belangrijkste eerste stappen op dit punt werden tijdens de 18de eeuw gezet en waren grotendeels te danken aan de twee bekendste opvoedkundige hervormers uit die periode: de Brit John Locke en de Fransman Jean-Jacques Rousseau. Niettemin werden Duitsland, Zwitserland en Scandinavië de gymnastische voorlopers.

Pimen Orlov - S. Bibikov, 1836. Aristocratisch jongetje afgebeeld met zijn hoepel in de aanslag. In de loop van de 19de eeuw werden adellijke kinderen steeds vaker in een actieve houding afgebeeld, i.p.v. statisch zoals de gewoonte was. Bron: Wikimedia Commons / Russisch Museum 

 

Het woord gymnastiek door de eeuwen heen

Voor een goed begrip van de geschiedenis van de gymnastiek is het van belang even stil te staan bij het woord gymnastiek en het gebruik daarvan. Door de tijd heen heeft de term gymnastiek, die in principe pas sinds de 16de eeuw wordt gebruikt, niet altijd dezelfde invulling gehad. 

Wij verstaan er een specifieke vorm van beweging onder die bestaat uit het doen van fysieke oefeningen. Deze oefeningen zijn speciaal ontwikkeld om het lichaam zo goed en medisch verantwoord mogelijk te trainen, al dan niet met behulp van bepaalde toestellen. Een sterker lijf en een betere conditie zijn daarbij de doelstellingen. Wanneer de oefeningen om extra behendigheid vragen spreken we van turnen of artistieke gymnastiek. Deze meer expliciete invulling van de gymnastiek krijgt echter pas na 1800 vorm en valt dus buiten het bestek van dit artikel.

In de oudheid en middeleeuwen bestonden zowel het woord als het hedendaagse idee erachter nog niet. De Grieken hadden met gymnasion wel een woord voor hun sportschool, maar daarin werden allerlei verschillende sportieve disciplines en vormen van lichaamsbeweging beoefend.

Pas in de 16de eeuw duikt het woord gymnastiek als zodanig voor het eerst op, al was het uiteraard wel afgeleid van gymnasion. Lange tijd was het echter meer een verzamelnaam voor allerlei vormen van lichaamsbeweging, waaronder zwemmen, paardrijden, wandelen en balspellen, maar bijvoorbeeld ook schermen en acrobatiek. Met het woord werd grotendeels verwezen naar het uitvoeren van lichaamsbeweging zonder dat er een directe, aan werk gerelateerde noodzaak was. Gezondheid, (kracht)training, plezier maken en prijzen winnen waren de belangrijkste redenen voor die lichaamsbeweging. Dit dus is in tegenstelling tot de trainingen die soldaten ondergingen of de klim- en zwemoefeningen die verstandig waren voor matrozen.    

Daarmee was er tussen 1500 en 1800 eigenlijk veel overeenkomst tussen gymnastiek en wat wij nu sport noemen. Het woord sport en het idee van allerlei afzonderlijke sportieve disciplines met hun eigen competities lag echter nog ver in de toekomst. 

 

 

Ets van het zogeheten paal- en mastklimmen, eerste helft 19de eeuw, makers onbekend. Het moge duidelijk zijn dat de mannen op deze afbeelding voor hun plezier doen wat matrozen op een schip voor hun werk deden. Bron: Wikimedia Commons /  J.G Heck - The Complete Encyclopedia of Illustration, 1979.

De Griekse efebe en het gymnasion

Vanaf de zesde eeuw v.Chr. hadden de Grieken zoveel soldaten nodig voor de vele oorlogen waar ze in verwikkeld waren, dat ze het niet meer konden bolwerken met beroepssoldaten. Gewone burgers moesten er ook aan geloven. Dat betekende wel dat die burgers moesten worden getraind en daartoe begon men gymnasions op te richten, de klassieke versie van een sportschool. In het Nederlands worden deze ook wel gymnasiums genoemd.

Gymnasions evolueerden door de tijd heen tot grote complexen met meerdere doelstellingen. In de eerste eeuw v. Chr. werden ze bijvoorbeeld ook de plek waar atleten trainden voor deelname aan Griekse sportieve spelen, zoals de Olympische Spelen. Er was een dromos, een onoverdekte renbaan, en soms een xystos, een overdekte renbaan. Mogelijk waren er ook velden voor balspelen, maar dat is niet zeker. Daarnaast kregen de gymnasions badhuizen met van toepassing zijnde voorzieningen als massagezalen. Tenslotte werden het lokale ontmoetingsplaatsen voor sociale en culturele activiteiten en gaven filosofen er lezingen.

Het belangrijkste onderdeel van het complex was niettemin de palaistra, de worstelplaats. Daarmee werd niet alleen de arena bedoeld waar werd geworsteld en gebokst, maar ook een soort privéschool voor jongens die om deze arena heen was gesitueerd. De palaistra kreeg vorm in het Athene van de vijfde eeuw voor Christus, toen de stad zijn grootste bloeiperiode beleefde. 

Op de school werden jongens opgeleid tot een zogeheten efebe of ephebe, een 'schone jongeling'. Dat was een opvoedkundig ideaal waarbij zowel het lichaam als de geest van de jongen optimaal werden ontwikkeld, zowel door lichamelijke oefening als door geestelijke en morele vorming. Het woord 'schoon' heeft in dit kader een dubbele betekenis want het verwijst zowel naar 'lichamelijk welgevormd' als naar 'voorzien van een hoogstaande moraal'. Dat was de basis achter het idee van 'een gezonde geest in een gezond lichaam'.

 

 

Fresco van twee boksende jongens dat is opgegraven op het voormalige Griekse eiland Santorini dat in de oudheid door een vulkaanuitbarsting is verwoest en in zee gezonken, 1600-1500 v. Chr.. Bron: Wikimedia Commons

 

Lichamelijke oefening in de late oudheid en middeleeuwen

Na de tijd van de Grieken zakten de idealen van de schone jongeling weg. De Romeinen ontwikkelden geleidelijk aan grote minachting voor fysieke inspanning en de katholieke kerk vond het ronduit verwerpelijk; iets duivels waar mensen zich niet mee moesten inlaten. Aldus werden sportieve activiteiten eeuwenlang door machthebbers afgeraden, gesaboteerd of zelfs ronduit verboden. 

Daarmee was niet alle lichamelijke oefening ten einde. Militairen moesten nog steeds trainen met paarden en wapens, zeemannen nog steeds met zwemmen en in masten klimmen en koeriers, die in deze tijden voornamelijk te voet waren, moesten zo fit mogelijk blijven om lange afstanden te rennen. Ondertussen bekwaamden edelen zich in de jacht en bleven mensen van alle rangen en standen sportachtige spellen spelen, paardrijden, zwemmen, dansen en wandelen. Bepaalde activiteiten zijn gewoonweg niet uit te bannen.

Bovendien ontdekten enkele medici dat fysieke inspanning goed was voor de gezondheid. Daaronder was de beroemde Grieks-Romeinse arts Claudius Galenus (ook bekend als Galenus van Pergamum) uit de 2de eeuw na Chr., die als een van de grondleggers van de geneeskunde telt. Hij onderzocht de anatomie en beweging van het menselijk lichaam en ontdekte daardoor het nut van lichaamsoefening. Het zou niettemin lang duren voor hij serieus school maakte op dit punt.

 

 

Eduardo Ettore Forti - Racende strijdwagens rijden het Circus Maximus binnen, voor 1897. De Romeinen mochten dan een afkeer hebben ontwikkeld van fysieke inspanning, de wagenrennen in het Circus Maximus bleven enorm populair tot halverwege de 6de eeuw na Chr. Bron: Wikimedia Commons 

Arte Gymnastica in de renaissance

Uiteindelijk kregen de ideeën van Galenus in de 16de eeuw alsnog een serieus vervolg. In Italië was de renaissance inmiddels tot volle bloei gekomen, waardoor grote voorgangers uit de Griekse en Romeinse oudheid weer alle aandacht kregen. Dat gebeurde ook in de geneeskunde waar Galenus naast de Griek Hypocrates als belangrijkste voorganger telde. Binnen dat kader verschenen er in de 15de en 16de eeuw verschillende op zijn werk gebaseerde Spaanse, Italiaanse, Franse en Duitse verhandelingen waarin lichamelijke oefening werd gepropageerd als manier om gezond te blijven.

De meest invloedrijke daarvan werd De Arte Gymnastica (De kunst der gymnastiek) van de Italiaanse arts Girolamo Mercuriale oftewel Hieronymous Mercurialis (1530-1606). Dit instructieboek verscheen voor het eerst in 1569 maar het was een geïllustreerde heruitgave uit 1573 die echt aansloeg. Het was ook dit boek waardoor het woord gymastiek aan een bescheiden opmars begon.

Anders dan gelijkgestemde auteurs zette Mercurialis het onderzoek van Galenus voort en verzamelde hij veel informatie over het verband tussen lichamelijke oefening en gezondheid. Uiteindelijk concludeerde hij dat fysieke inspanning gezondheidsproblemen kan voorkomen, dat je er een goede conditie mee kunt onderhouden en dat je er veel bestaande gezondheidsproblemen mee kunt terugdringen. Een terechte conclusie dus.  

Daar bleef het voor Mercuralis echter bij. Aan het idee dat ook de geest gebaat was bij een gezond lichaam en fysieke inspanning een onderdeel zou moeten zijn van de opvoeding van kinderen kwam hij niet toe. Hij zou niettemin veel invloed hebben op latere pedagogen die zich daar wel mee bezighielden. 

 

Gymnastiek voor mannen én voor vrouwen zoals afgebeeld in de De Arte Gymnastica van Mercurialis uit 1573. Bron: Wikimedia Commons.

Lavinia Fontana - Girolamo Mercuriale, 1588/89. Bron: Wikimedia Commons / Walters Art Museum

Opvoedkundige pioniers tussen 1650 en 1700

In de tweede helft van de 17de eeuw werden de eerste stappen gezet in de richting van nieuwe theorieën over de opvoeding van kinderen in het algemeen. Lichaamsoefening als onderdeel van de opvoeding maakt echter vanaf het begin integraal onderdeel uit van de pedagogische vernieuwingen. Erg voorzichtig is dat aanvankelijk wel, maar het idee dat beweging goed is voor een kind komt weer op de agenda. Van twee beroemde opvoedkundige hervormers uit dit tijdperk is bekend dat zij lichaamsbeweging voor kinderen hebben gepropageerd.

 

Jan Comenius

Tussen 1650 en en 1654 had de Moravische humanist Jan Amos Komensky (1592 -1670), bekend als Comenius, in het Hongaarse Sárosaptak de leiding over een school. Op die school deed hij iets dat waarlijk vernieuwend was, want hij zette een soort van gymnastiek op het lesprogramma. Waarschijnlijk was hij daarmee de eerste onderwijzer die dat deed, al is het onmogelijk dat ooit zeker te weten. Helaas is er weinig bekend over zijn motieven en over hoe zijn initiatief is ontvangen. Comenius is echter verschillende keren in zijn leven verjaagd omdat machthebbers zijn ideeën te vooruitstrevend vonden, dus waarschijnlijk was die ontvangst niet zo goed.

Desondanks werd Comenius ook in zijn eigen tijd een bekende onderwijskundige die een nieuw schoolsysteem bedacht. Dat systeem is in Polen, Zweden en Hongarije daadwerkelijk uitgevoerd, zij het met weinig blijvend succes. In dat programma was gymnastiek echter niet opgenomen. Zelfs vooruitstrevende bestuurders zagen dat kennelijk niet zitten. 

Comenius was een groot voorstander van onderwijs voor zoveel mogelijk kinderen, jongens én meisjes, rijk én arm, wat hem waarschijnlijk al genoeg strijd opleverde. Uiteindelijk zou hij naar Amsterdam vluchten, maar ook in de vrijzinnige Republiek kwam hij niet tot een meer constructief gymnastiekprogramma. 

 

Jürgen Ovens - Jan Amos Comenius, 1650-1670. Wikimedia Commons / Rijksmuseum

Geoffrey Kneller - Portret van John Locke, 1697. Wikimedia Commons / Hermitage Museum

 

John Locke

Tegen het einde van de 17de eeuw kwam in Engeland de arts en filosoof John Locke (1632-1704) ook met geheel nieuwe ideeën over de opvoeding van kinderen. In tegenstelling tot Comenius was hij echter, heel Brits, gericht op jongens uit de elite. Desondanks kwam hij meer dan wie ook aan de basis te staan van de moderne pedagogiek. Binnen zijn ideeën kreeg lichaamsbeweging, voor het eerst sinds de Grieken, een expliciete plek toebedeeld. 

Als arts geloofde Locke dat mensen constructieve beweging nodig hadden om  hun lichaam gezond te houden. Hij geloofde ook dat ze dat alleen maar vol zouden houden als ze in hun jeugd al sportieve gewoonten hadden aangeleerd. Daarom raadde hij de jongens lichaamsbeweging aan (zoals dansen, schermen en paardrijden) alsmede een harde, op ontberingen gerichte opvoeding waarbinnen zwemmen een belangrijke bezigheid was.

Mede dankzij Locke werd het 17de-eeuwse Engeland het eerste land ter wereld waar het belang van lichamelijke oefening wat breder vast kwam te staan, in ieder geval voor hooggeboren jongens. Zijn belangrijkste boek over onderwijs en opvoeding, Some Thoughts Concerning Education, verscheen in 1693.

 

 

Samuel David Colkett - Een cottage bij een vijver met zwemmers en figuren op de oever, 1829. Zwemmen voor hun plezier zullen Britse jongens altijd wel hebben gedaan, maar alleen in ondiep water zoals deze vijver. Bron: Wikimedia Commons / National Trust

 

De 18de eeuw: Rousseau en de opvoeding van Emile

De filosofische stroming van de Verlichting bracht in de loop van de 18de eeuw veel nieuwe ideeën in de wereld, waaronder ook nieuwe opvattingen over de opvoeding van kinderen. Het meest bekende, invloedrijke en tegelijkertijd ook controversiële werk op dit gebied was Émile, ou De l’éducation (Emile, of Over de opvoeding) van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). Hij propageert hierin  een onbezoedelde, vrije opvoeding voor jongens in de natuur. Het boek, dat een roman is over het jongetje Emile en geen filosofische verhandeling, verscheen in 1762. Al snel werd het in verschillende landen verboden of zelfs verbrand, maar toch kwam het mede aan de basis te staan van wat wij nu pedagogiek noemen. 

Rousseau geloofde in het klassieke adagium van een gezonde geest in een gezond lichaam, zeker ook voor kinderen. Alleen een gezond lichaam kon tot goede prestaties komen en een jongen kon alleen maar goed leren als hij daar fysiek op was afgestemd. Daarom liet hij Emile zijn zintuigen oefenen, handenarbeid verrichten, spelen en lichamelijke oefeningen doen. Dit viel in zekere zin allemaal onder het kopje 'gymnastiek' al gebruikte hij dat woord zelf niet. 

Rousseau had veel goede en sympathieke ideeën, maar was ook een hardvochtige buitensluiter. Zijn opvoeding was niet voor meisjes of jongens met aangeboren zwaktes. Voor deze kinderen was het naar zijn mening allemaal verspilde moeite.

Hoewel hij de eerste belangrijke 18de-eeuwse wegbereider was voor lichamelijke opvoeding, bleef Rousseau zelf een theoreticus die zijn ideeën nooit in de praktijk zou uitvoeren. Hij zou echter andere opvoedkundigen beïnvloeden die er wél actief mee aan de slag gingen.  

 

Quentin de la Tour, Jean Jacques Rousseau, ± 1753. Bron Wikimedia Commons

Illustratie uit Emile ou De l'education, van een onbekende 18de-eeuwse editie. Bron: Wikimedia Commons

 

Het Philanthropinum, de eerste school met gymnastiekonderwijs

Uiteindelijk waren het Duitse en Zwitserse pedagogen die de ideeën van Rousseau en John Locke als eersten vertaalden naar gymnastiekonderwijs. Dat begon in de Duitse deelstaat  Anhalt-Dessau die aan Leopold III (1740-1817) een voor die tijd opmerkelijk vooruitstrevende, sportieve en wereldse vorst had die de nieuwe ideeën over opvoeding en onderwijs volop stimuleerde. Afgezien daarvan was hij een vroege sportpromotor die bijvoorbeeld de zogeheten 'Drehberg Olympische Spelen' organiseerde, een lokaal maar groot opgezet sportevenement.

Binnen het door Leopold gecreëerde vrijzinnige klimaat richtte de Pruisische onderwijshervormer Johann Bernhard Basedow (1724-1790) in 1774 het zogeheten Philanthropinum  (School der Mensenliefde) op. Dat was een uiterst progressief jongensinternaat dat in hoofdstad Dessau kwam te liggen. De educatieve stroming die hiermee gepaard ging werd en wordt het filantropinisme genoemd.

Het Philanthropinum ws de eerste school waar lichamelijke oefening structureel op het rooster kwam te staan, zij het heel anders dan wij gewend zijn. Lichaamsbeweging was onderdeel van een strak gedisciplineerde dagindeling waarbinnen vijf uren waren gereserveerd voor dans, schermen, lichamelijke oefeningen en muziek alsmede zes uren voor maaltijden, handenarbeid en spel. Soms moesten de leerlingen ook hardingsoefeningen doen als vasten, kort slapen en op een harde ondergrond slapen. Basedow legde zijn opvoedkundige ideeën in verschillende invloedrijke werken vast, waarvan er twee over de pedagogische en hygiënische voordelen van lichaamsoefening handelden.   

Het Philanthropinum zou in 1793, drie jaar na het overlijden van zijn oprichter, worden gesloten. Tegen die tijd waren er echter al meer filantropinische scholen in Duitsland en was het idee van gymnastiekonderwijs definitief geboren.

 

Daniel Chodowiecki - Johann Bernhard Basedow houdt een lezing in het Philanthropinum te Dessau, 1776 (ets). Op de eerste rij zit de vorstelijke familie van Dessau met een rijzige Leopold III goed zichtbaar. Dwars langs de ramen zitten en staan leerlingen. Bron: Wikimedia Commons / Rijksmuseum

Daniel Chodowiecki - Johann Bernhard Basedow, 1775-1790. Bron: Wikimedia Commons 

 

Christian Salzmann

Een van die andere filantropinische  scholen heette het Schnepfenthal Instituut en was in 1785 opgericht in het plaatsje Schnepfenthal (tegenwoordig Waltershausen) in Thüringen. Oprichter was de uit Thüringen afkomstige predikantenzoon Christian Gotthilf Salzmann (1744-1811), een voormalig leraar van het Philanthropinum. Hij stond een zeer praktijkgerichte opvoeding voor waarbinnen lichamelijke oefening een primaire plaats innam. Hij werd ook de ontdekker van het 'los' maken van een lichaam om spanning af te voeren. Salzmann leverde zijn ideeën eveneens in boekvorm af.

Dat bracht hem een interessant contact in het al tamelijk sportieve Engeland, namelijk Mary Wollstonecraft (1761-1807), de beroemde filosofe en voorvechtster van vrouwenrechten. Zij bewerkte Salzmanns Moralische Elementarbuch uit 1783 voor Brits gebruik, waarna hij zich bekommerde om de Duitse vertaling van haar boeken. Uiteindelijk zou Salzmanns boek door andere Britse vertalers nog verder worden bewerkt en hadden zijn ideeën meer invloed in Groot-Brittannië dan die van Basedow. 

Vanzelf betekent zijn vriendschap met Wollstonecraft dat seksisme jegens meisjes niet aan hem was besteed. Uiteindelijk kwam hij niet tot onderwijs aan meisjes, maar dat kan ook aan maatschappelijke tegenstand hebben gelegen. 

 

Links:  Ansichtkaart van het hoofdgebouw van het Schneppenfallinstituut, 1831. Bron: Wikimedia Commons / Harald Othmar Lenz - Die nützlichen und schädlichen Schwämme, 1831  

Christian Gotthilf Salzmann, 1800, maker onbekend. Bron: Wikimedia Commons

 

Johann Pestalozzi

Een andere hervormer op het gebied van onderwijs en opvoeding was de Zwitser Johann Heinrich Pestalozzi (1746-1827). Hij was een bijzonder sociaal mens, deed veel voor de opvang van weeskinderen en streefde net als Comenius naar onderwijs voor iedereen en net als Salzmann was hij praktisch ingesteld. Hij gaf liever aanschouwelijk dan theoretisch onderwijs. Omdat hij de eerste was die zich sterk maakte voor achterstandskinderen telt hij als de vader van de sociale pedagogiek.

In navolging van Rousseau geloofde Pestalozzi in een natuurlijke opvoeding en wilde hij dat kinderen zouden opgroeien tot zelfredzame mensen. Wat hem betrof bestond een mens uit 'hoofd, hart en handen', wat symbool staat voor intellectuele, zedelijke en fysieke krachten.

Binnen dat kader pleitte hij niet alleen voor gymnastiekonderwijs, maar ontwikkelde hij ook een eigen programma van oefeningen daartoe. Dat voerde hij uit in de twee kindertehuizen en op de drie onderwijsinstituten die hij samen met zijn vrouw runde. Anna Pestalozzi-Schulthess (1738-1815) was een ontwikkelde vrouw van gegoede huize, die een belangrijk aandeel had in alles dat haar echtgenoot op poten heeft gezet.

De gymnastiekmethode van Pestalozzi trainde dus zowel het hoofd, het hart als de handen. De oefeningen waren daardoor aan de gedetailleerde kant, maar dat lijkt hij zelf ook te hebben beseft: wandelen en zwemmen kregen kregen ook een prominente plaats binnen zijn programma.

 

Conrad Ermisch - Johann en Anna Pestalozzi geven les in hun kindertehuis in een boerderij in Neuhof, nabij Zürich. Historische houtsnede uit 1882. De Pestalozzi's zullen de lichamelijke oefeningen gewoon in dergelijke lokalen hebben gegeven. Van gymzalen en speciale gymkleding was nog geen sprake. Bron: Wikimedia Commons.

F.G.A. Schöner (waarschijnlijk) - Johann Heinrich Pestalozzi, datum onbekend. Bron: Wikimedia Commons

 

Zwemles van de Halloren

Een speciale plaats binnen de geschiedenis van de gymnastiek wordt ingenomen door de zogenaamde Halloren. Dat was een broederschap van zoutdelvers uit het Duitse stadje Halle, dat maar 50 kilometer bij Dessau en zijn Philanthropinum vandaan ligt. De zoutwinners moesten regelmatig zwemmen in de diepe rivier de Saale om bij hun zoutkorven aldaar te komen. Omdat het een hechte groep van families betrof die deze zoutwinning generatie op generatie beheerden, leerden zij hun kinderen al op jonge leeftijd zwemmen.

Lange tijd was dat een dusdanig ongebruikelijk tafereel dat 18de-eeuwse bezoekers aan Halle verbaasd verslag deden van de zwemmende kinderen. Zwemmen in zulk diep, open water werd door de meeste 18de-eeuwers gezien als gevaarlijk en ongezond voor het kind. Kinderen hoorden uitsluitend wat te poedelen in ondiep water. Voor een jong kind achtte men het bijna onmogelijk om in diep water te zwemmen zonder acuut te verdrinken of ziek te worden. Geen van beide gebeurde echter met de kinderen van de Halloren. Integendeel, omdat ze zo goed konden zwemmen verdronken ze, zeer opvallend, juist niet.

Tegen het eind van de 18de eeuw was het door nieuwe productiemethoden gedaan met de traditionele zoutwinning en zaten de Halloren zonder werk. Hun zwemkunsten brachten echter een verrassende nieuwe missie in hun leven. Ze trokken het land in om mensen duidelijk te maken hoe belangrijk het is om juist ook in diep water te kunnen zwemmen en natuurlijk om het ze te leren. Om het met name kinderen te leren.

Daarmee werden de Halloren feitelijk de uitvinders van de zwemles, al zijn ze zelf nooit degenen geweest die dat schriftelijk hebben uitgewerkt. Gelukkig deden anderen dat voor hen. Daardoor was de invloed die de Halloren hadden op de verschillende Duitse vaders van de gymnastiek en de turnsport tamelijk groot, al blijft dat meestal onderbelicht.¹

 

 

Otto Gerlach - Het vlaggenzwaaien, 1899. De Halloren hadden een compleet eigen cultuur met gewoontes, tradities, klederdracht, etenswaren en bezigheden. Behalve het zwemmen kenden ze ook andere fysieke tradities als dansen en het hier afgebeelde vlaggenzwaaien. Bron Wikimedia Commons / Die Gartenlaube uit 1899

 

Lichamelijke opvoeding eind 18de eeuw: de eerste specialisten

Tegen het eind van de 18de eeuw was lichamelijke oefening onderdeel geworden van zoveel algemene opvoedingsprogramma's dat de tijd rijp was geworden voor specialisten. Die stonden vanaf ongeveer 1790 vooral in Duitsland en Scandinavië op, waar zij specifieke gymnastiekprogramma's ontwikkelden.  Het woord 'gymnastiek' had in deze dagen nog steeds een brede sportieve betekenis maar sloeg inmiddels wel expliciet op beweging die men uitvoerde met als doel gezondheid en fysieke kracht te bevorderen. Nog voor het begin van de 19de eeuw hadden drie pioniers de basis gelegd voor alle gymnastiek- en turnprogramma's die zouden volgen. De belangrijkste van hen was een goedmoedige man uit het rustieke Oost-Duitse stadje Quedlinburg.

Johann GutsMuths en het eerste handboek

De eerste echt grote wegbereider van wat nu lichamelijke opvoeding heet was de Duitse pedagoog Johann Christoph Friedrich GutsMuths (1759-1839) (Ook wel geschreven als Guts Muths of Gutsmuths). Hij werkte enige tijd als docent onder Salzmann, die hem leerde gymnastieklessen te geven. Op het Schnepfenthal Instituut legde hij ook de oudst bekende turnplaats aan. De jonge, enthousiaste leraar had een levensmissie gevonden.

Uiteindelijk zou hij zich richten op lichamelijke opvoeding voor kinderen in het algemeen en voor zwemlessen in het bijzonder. Aangezien het bekend is dat hij langere tijd in Halle verbleef, mag worden aangenomen dat de Halloren daar alles mee te maken hadden. Verdere Inspiratie haalde hij uit oude Griekse werken, Mercurialis, Rousseau en uiteraard het filantropinisme. Bijna de hele geschiedenis van de lichamelijke oefening tot dan toe kwam dus bij hem samen. Desondanks stamden de meeste van zijn ideeën uit zijn eigen praktische ervaring.

Dit alles leidde in 1793 tot het eerste echte handboek voor het geven van gymnastieklessen, genaamd Gymnastik für die Jugend (Gymnastiek voor de jeugd). 

 

Johann Christoph Friedrich GutsMuths, 1910 Bron: Wikimedia Commons / Fred Eugene Leonard - Pioneers of modern physical training, 1910.

Voorblad van oorspronkelijke uitgave van Gymanstik für die Jugend, 1893. Bron: Wikimedia Commons / Medical Heritage Library

 

In Gymnastik für die Jugend beschrijft Guts Muths negenentwintig gymnastische oefeningen die bestonden uit een mengeling van klassieke Griekse gymnastiek en oefeningen die hij zelf had bedacht. Ook beschrijft hij een keur aan toestellen, zoals het voltigepaard, schuinstaande balken, klimpalen, ladders, touwen, de evenwichtsbalk en een schommelende balk. Daarmee legde hij de basis voor de turnsport. 

Verder geeft hij aanwijzingen hoe een gymnasium/sportplaats in de buitenlucht (destijds de norm) het best kan worden ingericht. Hij wijdt een compleet hoofdstuk aan zwemmen, maar ook eentje aan schaatsen als geschikte lichaamsbeweging voor de wintermaanden. Tevens beschrijft hij enkele balspellen, waaronder het Amerikaanse honkbal.

De Gymnastik werd al snel vertaald in het Deens, Engels en Frans en zou van grote invloed worden op de verdere ontwikkeling van lichamelijke opvoeding wereldwijd. Al in 1806 kwam er een Nederlandse vertaling uit, wat opvallend mag heten omdat de afkeer van zaken als gymnastiek en sport op dat moment erg groot was in Nederland.

 

 

Twee illustraties uit Gymnastik für die Jugend uit 1793, waarschijnlijk door GutsMuths zelf gemaakt. Bron: Wikimedia Commons.

 

In tegenstelling tot latere vertegenwoordigers van wat het Duitse stelsel zou gaan heten, was GutsMuths een voorstander van het houden van wedstrijden, omdat die onverschrokkenheid en moed zouden aankweken.

In navolging van zowel Salzmann als Pestalozzi wenste hij dat gymnastiek voor iedereen beschikbaar was. In de inleiding van Gymnastik für die Jugend pleitte hij als eerste voor gymnastiekles op scholen. Helaas zou hij het zelf niet tot fulltime gymnastiekleraar schoppen, want daar waren scholen nog niet klaar voor.

In 1798 gaf hij nog een boekje uit waarin hij verschillende zwemslagen beschreef die hij had ontwikkeld. In 1818 publiceerde hij tenslotte een boek met oefeningen speciaal voor meisjes.

In feite was GutsMuths de vader van de moderne gymnastiek, maar omdat zijn latere navolger Friedrich Jahn die titel al eerder was toebedeeld, kreeg hij de eretitel 'grootvader van de gymnastiek'.  In tegenstelling tot Jahn, die eigenlijk meer de vader van het turnen is, kan GutsMuths in ieder geval worden gezien als de vader van het gymnastiekonderwijs. Gym en zwemmen zijn nog steeds de twee belangrijkste pijlers van de fysieke opvoeding van basisschoolkinderen. 

Gerhard Vieth en de kunst van het bewegen

Een vaak over het hoofd gezien, maar toch ook invloedrijke pionier op het gebied van lichamelijke opvoeding was de Duitse pedagoog Gerhard Ulrich Anton Vieth (1746-1863). Hij probeerde een aanstelling te krijgen op het Philanthropinum als leraar wis- en natuurkunde, maar er was geen plaats vrij. Daarom werd hij onderwijzer op een andere school in Dessau, zodat hij toch onder het vrijzinnige klimaat van de deelstaat kon opereren. Hoewel hij een pedagoog in algemene zin was, werd hij vooral bekend om zijn constructieve, theoretische bijdragen aan lichamelijke opvoeding. Maar hij was dan ook een enthousiaste schrijver die ook leerboeken voor kinderen zou schrijven.

 

 

J.S.L. Halle - Gerhard Vieth, tweede helft 18de eeuw (kopergravure, datum onbekend). Bron: Wikimedia Commons

 

 

In 1794, maar een jaar na het uitkomen van Gymnastik für die Jugend, publiceerde hij het eerste deel van een eigen werk over lichaamsbeweging: Versuch einer Encyklopädie der Leibesübungen (Poging tot een encyclopedie van lichamelijke oefening). Dit boek was echter vooral cultuurhistorisch van aard.

In 1795 verscheen het tweede deel dat veel praktijkgerichter was en ook inging op gezondheidskwesties. Het was echt een boek over 'lichaamsbeweging' aangezien Vieth, wetenschapper die hij was, allerlei bewegingen tot in detail analyseerde en probeerde uit te zoeken hoe je ze het beste kon maken. Dus hoe je het beste kunt lopen, zitten, zwemmen of zelfs in bad stappen. Vieth beschreef ook toestellen om oefeningen mee te doen, zoals de evenwichtsbalk, spring- en klimtouwen, klimpalen, de tafel, de bok en het voltigepaard.  In 1818 verscheen er nog een derde deel met aanvullingen op de eerste twee delen.

 

 

Albert Anker - De schoolwandeling, 1872. In Duitstalige landen had men in de 18de eeuw nog geen gymlessen, maar de regelmatige schoolwandeling stond waarschijnlijk al sinds Basedow en Pestalozzi bij veel scholen op het programma en zou er lange tijd als normaal blijven gelden. In andere landen gebeurde dat veel minder of helemaal niet. Bron: Wikimedia Commons

 

Vieth onderscheidde zich van GutsMuths door zijn wetenschappelijkheid. Naast praktijkervaring baseerde hij zijn bevindingen op gedegen onderzoek. Daarmee werd ook hij invloedrijk, maar wel meer op latere theoretici, bewegingswetenschappers en ontwikkelaars van gymnastiekmethodes dan op de eerste generatie van gymnastiekleraren. 

Franz Nachtegall, de eerste gymleraar

De Deense schermer en poolstokspringer Franz Nachtegall (1777-1847) raakte al op jonge leeftijd geïnspireerd door het werk van GutsMuths en begon met het geven van private gymnastieklessen aan geïnteresseerden. In 1799, nog net voor de eeuw ten einde liep, werd hij op een school in het plaatsje Vestebro uitgenodigd om gymles te geven aan de leerlingen. Daarmee was hij de eerste echte gymnastiekleraar op een school ooit.

 

 

Franz Nachtegall, 1910 Bron: Wikimedia Commons / Fred Eugene Leonard - Pioneers of modern physical training, 1910.

 

Na deze aanstelling volgende een flitsende carrière voor de man die volledig Vivat Victorius Fridericus Franciscus Nachtegall heette en dus niet mis kon gaan. De functies die hij binnen het Deense leger zou hebben tussen 1800 en 1815 waren echter niet bepaald voor de sier, aangezien deze jaren werden gekenmerkt door de Napoleontische oorlogen. Tegen die achtergrond kreeg de cv van Nachtegall als volgt vorm:

  • In 1804 werd hij aangesteld als directeur voor een school die gymnastiekleraren ging opleiden voor het Deense leger.
  • In 1805 kwam hij met een gedetailleerd handboek voor gymnastiek voor militairen, waarin hij ook eigen oefeningen verwerkte.
  • In 1807 werd hij hoogleraar gymnastiek aan de universiteit van Kopenhagen.
  • In 1808 kreeg hij een subsidie om geïnteresseerde burgers op te leiden tot gymnastiekleraar.
  • In 1814 werd dankzij de bemoeienissen van Nachtegall gymles verplicht op Deense scholen, als eerste land ter wereld.
  • Van 1821 tot 1842 was hij 'directeur gymnastiek' in het Deense leger, waarbij hij een keur aan gymnastische programma's coördineerde.  

Nachtegall was daarmee degene die het gymnastiekonderwijs weliswaar niet heeft bedacht, maar het wel als eerste constructief vorm heeft gegeven. Uit zijn programma blijkt zijn ervaring met militairen, want het omvat veel onderdelen die wij tegenwoordig zouden omschrijven als krachttraining, zoals oefeningen met halters (die overigens al sinds de oudheid bestonden). 

 

Gymnasium in Oxford, 1859. Dit indoor gymnasium aan de Alfred Street in Oxford werd gerund door Archibald McLaren, een grote naam in de Britse gymnastiekwereld. Touwen, ladders en voltigepaarden waren inmiddels ingeburgerde toestellen. Rechtsboven is krachttraining met halters conform Nachtegall te zien en links wordt er geschermd. Opvallend zijn de wandrekken rechtsonder, die tellen als typisch voor de Zweedse gymnastiek die begin 19de eeuw werd ontwikkeld. In hoeverre MacLaren inderdaad was beïnvloed door zijn Duitse en Scandinavische voorgangers is helaas niet bekend. Afbeelding uit de Illustrated London News van 5 november 1859.  Bron: Wikmedia Commons

 

Fundamenten voor lichamelijke opvoeding gelegd

Door de aanstelling van Nachtegall in 1799 kan worden gezegd dat lichamelijke opvoeding nog net binnen de 17de en 18de eeuw de volledige weg is gegaan van theoretisch idee naar georganiseerde gymlessen voor scholieren en militairen. De verspreiding daarvan was in 1800 niettemin zeer laag en er zouden nog vele hervormers en promotors aan te pas komen, zowel binnen als buiten Europa, om een brede internationale verspreiding tot stand te brengen. De fundamenten waarop zij verder konden bouwen waren echter gelegd.      

 

Emrik en Binger (lithografie) - Afbeelding van een speelplaats uit het Nederlandse boek Een nuttig en prettig boek voor kinderen : plakalbum met platen om uit te knippen, uitgegeven door J. van Egmond Jr., rond 1860. De inrichting van deze speelplaats doet denken aan die van een buitengymnasium. Dat kwam sinds GutsMuths steeds vaker voor. Bron: Wikimedia Commons / Koninklijke Bibliotheek


Noten

1. Zie voor alle informatie over de Halloren: https://www.iberty.net/2016/11/schokoladenschwimmer.html

 

Bronvermelding

Scripties

Frans Kaandorp

We hebben gym! Masterscriptie cultuurgeschiedenis, Amsterdam 24 juni 2013. PDF ingezien via: https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/file=3073&m=1422883286&action=file.download 

Tijdschriftartikelen

Rien van Buren

Een goede dienstknecht moet gezond zijn. De buitenlandse herkomst van ons gymnastiekonderwijs. Uit: 'Lessen', periodiek van het Nationaal Onderwijsmuseum en de Vereniging van Vrienden, jaargang 9, nummer 1, 2014. PDF ingezien via ISSU:   https://issuu.com/onderwijsmuseum/docs/lessen_2014.01_gymnastiek/4

Artikelen online

Hektoen International, A Journal of Medical Humanities

The influence of the text De Arte Gymnastica on the resurgence of medical gymnastics in Renaissance Italy: Girolamo Mercuriale (1530-1606). Auteurs: Philippe Camillo, Daniel Caballero (2020, herfst), geraadpleegd op 16 januari 2024, https://hekint.org/2020/12/15/the-influence-of-the-text-de-arte-gymnastica-on-the-resurgence-of-medical-gymnastics-in-renaissance-italy-girolamo-mercuriale-1530-1606/ 

Historama Rond 1900

De geschiedenis van sport en spel. Auteur: Anne-Claire Verham (2021, 11 oktober), geraadpleegd op 16 januari 2024, https://www.historamarond1900.nl/leven/sport-en-spel

Iberty as in liberty

Schokoladenschwimmer. Die Halloren als Urväter des Schwimmsports. Auteur: Dirk Franke (2016, 21 november), geraadpleegd op 16 januari 2024, https://www.iberty.net/2016/11/schokoladenschwimmer.html

InfoNu

Sport, spel en speelgoed in de middeleeuwen, (2015, 7 januari) auteur Varenna, geraadpleegd op 16 januari 2024, https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/69147-sport-spel-en-speelgoed-in-de-middeleeuwen.html 

Wikipedia

Wikipedia Nederland

Wikipedia Duitsland

 

Artikelinformatie

Auteur

Redactie Villa Voorheen

Publicatiedatum

29 januari 2024

Categorieën

Hoofdrubriek

Sport en spel

Overige rubrieken

Kinderen en opvoeding

Tijdsperioden

Door de eeuwen heen

Vroegmoderne tijd